Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 87
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 87
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
87
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE O L IJ F T A k .
7
verpandde hun wensch te zullen nakomen . Hoe echter zou de kapitein zijne belofte volbrengen ?
Zijn schip toch bood zeer weinig ruimte aan . Eiken hoek er van was voor de pelslading in beslag genomen . Waar zou hij dus de 30 menschen kunnen plaatsen ? Niet minder bekommerden hem de vragen , die hij zich zelven deed :
Deze ernstige bezwaren weerhielden den kapitein nogtans niet om de schipbreukelingen aan boord van zijn vaartuig te brengen , waarna hij tot een viertal zijner matrozen , die voortreffelijke schutters waren , zeide : // Neemt geweren , kruit , lood en mondvoorraad voor een paar dagen mede , en laat ons aan land gaan . Op het eiland zijn wilde zwijnen en vette beeren in overvloed , en beerenvleesch smaakt als rundvleesch . Wij hebben voor ons dertigtal gasten te zorgen , onze aanwezige voorraad dient dus vermeerderd te worden , indien wij geen honger willen lijden .// Den weinigen matrozen , die op het schip achterbleven , werd bevolen de schipbreu-kelingen ( schipbreukelingen ) verder goed te verplegen , waarna de kapitein , door zijne edele handelwijze in opgeruimde stemming , met zijne gezellen naar wal voer .
Vol moed begaven de jagers zich naar het binnenst e des eilands . Hunne jacht was zeer gelukkig . Ben aantal wilde zwijnen en beeren werd door hen gedood ; zij sleepten hun buit naar eene vooraf bepaalde plek van waar die met hulp der geredde Bngelschen , nadat het wild van huid en ingewand was ontdaan , aan boord van ' t vaartuig zou gebracht worden . In recht vroolijke stem-ming ( stemming ) keerden de vijf jagers tegen den avond van den tweeden dag hunner jacht naar de hooge rotskust terug met het voornemen om van daar in hunne boot naar het schip terug te roeien . Doch wie beschrijft hun schrik toen zij nergens een stip van hun schip konden bespeuren ! Wanhopig beklommen zij de hoogste toppen der kust en een nabijgelegen berg , om , zoover het oog reikte , de uitgestrekte zee te kunnen overzien , doch ncnrens was het te ontwaren . De wind , van de . landzijde opge-stoken ( opgestoken ) , had de zeilen doen zwellen . Het schip was ver-dwenen ( verdwenen ) , en de vijf ongelukkigen waren op een woest eiland achtergebleven , waar ijs en sneeuw , de nijpendste koude en verscheurend gedierte hen omgaven en zeer zelden eene kiel landde .
De kapitein vermoedde , dat de Engelsche schip-breukelingen ( schipbreukelingen ) , nadat zij aan boord gekomen en daar liefderijk verpleegd en gevoed waren , door hebzucht gedreven en wantrouwen , dat hij zijn gegeven woord niet zou nakomen en hen als gevangenen aan de Ver-eenigde ( Ver-eenigde ) Staten uitleveren , onderling hadden overlegd om zich van het schip meester te maken . De weinige aan-wezige ( aanwezige ) matrozen waren lichtelijk bedwongen , daarna hadden zij het anker gelicht , — zoo stelde de kapitein zich verder de zaak voor , — waren naar Rio-Janeiro . gevaren om daar de rijke pelslading te verkoopen en dan naar Engeland terug te keeren .
Nauwelijks had hij zijne denkbeelden aangaande de ondankbare geredde vreemdelingen aan zijne lotgenooten medegedeeld , of deze overstelpten in hunne radeloosheid £ hem met de hevigste verwijtingen over zijne Jntijdige menschlievendheid , en gaven aan zijne onvoorzichtig-heid ( onvoorzichtigheid ) de schuld van hun troosteloozen toestand . Barnard voelde , helaas ! maar al te zeer het gegronde van het laatste verwijt : reeds had hij zich zelven daarvan beschul-digd ( beschuldigd ) . Daarbij drukte hem de zware verantwoording van het verlies van ' t vaartuig , ' t welk niet zijn eigendom was en het verlies van have en goed voor hen , die hem hadden uitgezonden , en dat thans in handen der snoode trouweloozen gevallen was . Hoe bitter en somber ook . te moede , gelukte het hem nogtans om zijne lotgenooten te beduiden , dat hun toestand door kwelling en ver-wijtingen ( verwijtingen ) niet te verbeteren was en dat die veeleer al hun overleg en zorg vorderde . Dit erkenden zij dan ook ; hun toestand op dit verlaten eiland was inderdaad uiterst zorgwekkend . Behalve hunne boot , bezaten zij niets dan hunne kleeding , hunne geweren , eene vrij groote hoeveel-heid ( hoeveelheid ) kruit en lood , eenigen leeftocht en een oud vischnet ,
dat toevalligerwijze in hunne boot werd gevonden . De gewetenlooze vreemdelingen , hoezeer zij door eigen ervaring wisten hoe ellendig het verblijf op het eiland was , hadden niet eens zoo veel barmhartigheid aan hanne weldoeners betoond om voor hen de noodigste behoeften achter te laten . De ongelukkige verlatenen zagen zich aan de aanvallen der groote menigte beeren op het eiland blootgesteld . Gelukkig bezat de kapitein in zijn voortreffelijken hond een verdediger , die hun allen goede diensten kon bewijzen . Brandstof was overigens in overvloed te bekomen , wijl het eiland rijkelijk houtgewas aanbood . Met een bijl , die een der matrozen had mede-genomen ( medegenomen ) , en een stevig zakmes velden zij boomstammen , en bouwden zich eene hut , waarin zij vuur aanlegden om hun vleesch te kunnen braden , roosteren en droogen . De bee-renhuiden ( beerenhuiden ) , eerst voor hunne scheepslading bestemd , wer-den ( werden ) nu mede voor het vuur gedroogd , evenals het mos dat door hen van de boomstammen , de rotskanten en van onder de sneeuw werd bijeengezameld en waarmede zij dan hun nachtleger bereidden . Daarna besloten zij met het net viseh te vangen , en te beproeven om met hulp van hun wakkeren hond wilde zwijnen te jagen , waardoor men den voorraad kruit , en lood besparen kon , en hoe moeielijk hun dit ook viel , slaagden zij echter hierin ten laatste . Zoo hadden zij vooreerst voor geen honger te duchten , de sneeuw leschte hun dorst , terwijl de hut voldoende beschutting tegen het weder aanbood .
De vier matrozen waren ruwe , door het zeeleven verwilderde mensehen ; den kapitein als de oorzaak hun-ner ( hunner ) ellende beschouwende , beantwoordden zij zijne troost-woorden ( troostwoorden ) en vermaningen met vloeken en beschimpingen . Zoo verzonken zij steeds meer in doffe moedeloosheid , en den kapitein bleef niets over dan stil en geduldig te dragen en in het onvermijdelijke te berusten . Hunne mismoedigheid nam intusschen eiken dag toe , en einde-lijk ( eindelijk ) besloten zij om aan hun troosteloozen toestand een eind te maken door den kapitein te verlaten . Zij wilden met de boot wegvaren in de hoop een schip te ont-moeten ( ontmoeten ) of een bewoond oord te bereiken . Dit plan werd voor den kapitein zorgvuldig geheim gehouden ; gehoorzaamheid , achting en eerbied hadden zij hem sedert lang niet meer betoond , en beschouwden hem geheel als huns gelijke . Zijne meerdere kennis had geenerlei indruk meer op hen ; zijne voorslagen vonden geen gehoor meer en men was ' t geheel moede , langer naar hem te luisteren als hij hen vermaande om zich kalm te onderwerpen aan hooger bestuur , terwijl men ten laatste spotte met des kapiteins vroomheid .
Zij wachtten nu een dag af waarop Barnard zich alleen ter jacht begeven had — zij waren te traag om hem te verzeilen — bestegen toen de boot en staken in zee . De ijverige kapitein had van hun bedrijf niet ' t minste vermoeden ; hoe groot was dus zijne ontsteltenis toen hij , van de jacht teruggekeerd , de hut ledig vond en de boot niet meer te vinden was ! Geen oogenblik twijfelde hij er aan dat zij hem verlaten hadden en hij thans het eenige menschelijke wezen in deze wildernis was . Was het te verwonderen dat de tranen den armen man over de wangen vloeiden ? Hij vouwde de handen en sloeg het oog naar boven , waar zijne blikken het verheven schijnsel van ' t noorderlicht ontmoetten .
Terwijl hij eenzaam bij het knappende vuur van zijn haard , door eenige opgestapelde steenen gevormd , was neerge-gezeten ( neerge-gezeten ) , vervulde geen levendiger wensch zijn hart dan zijne rampspoedige medgezellen te zien terugkeeren ; gaarne zou hij hunne harde verwijtingen willen aan-hooren ( aan-hooren ) en hunne ruwheid verdragen . Later betuigde kapitein Barnard , dat hij zonder zijn getrouwen hond door heimwee zou bezweken zijn . Tot , dit trouwe dier , dat aan zijne voeten lag , en hem zoo verstandig en deelnemend aanzag , richtte hij zijne toespraak en ' t was alsof het zijne woorden verstond . Welke gewich-tige ( gewichtige ) hulp bewees zijn viervoetige vriend hem niet , terwijl zijn kruitvoorraad allengs verminderde ? Weldra zou zijn hond het eenige middel wezen , dat hem in zijn levensonderhoud kon helpen voorzien .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer