Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 79

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 79
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
79
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK .
mijn eigen toedoen . Ach , het leven is zoo schoon , maarvoor mij is het voor eeuwig vergald »
En toch moest nog de bitterste — doodelijkste gif-droppel ( gifdroppel ) in dit rijke leven — in dit ; liefderijke hart vallen .
In den herfst van 1815 overleed zijn broeder Karel , die hem zooveel verdriet en leed had veroorzaakt . Maar dat was reeds lang vergeten — vergeven . Deze broeder liet eene jonge , lichtzinnige , karakterlooze weduwe en een verwaarloosden , rijkbegaafden — lichtzinnigen zoon na . Eerst na een langdurig , met bitterheid vervuld proces , mocht hot liefdevolle en naar liefde smachtende hart van Lodewijk van Beethoven zijn neef als zoon beschouwen . Hij trok zich zijner aan en zorgde voor zijne opvoeding met de liefde en — de zwakheid van een goeden , teer-beminnenden ( teer-beminnenden ) vader . De zwartste ondankbaarheid was zijn loon . Zijn door de natuur zoo rijk begaafde neef beloog en bedroog den oom , evenals vroeger diens broeder had gedaan . Hij huichelde liefde en deugd en gedroeg zich heimelijk als een verkwister en losbol . Dientengevolge moest hij de Weener hoogeschool ver-laten ( verlaten ) . Met moeite en opoffering bracht de oom hem op de polytechnische inrichting en — moest de smart onder-vinden ( ondervinden ) dat hij hem op den ouden weg der lichtzinnigheid zag voortwandelen . , . .
En toch beminde het trouwe vaderhart den ongelukkigen lOjarigcn jongeling nog steeds met al de kracht van zijne opofferende , rijke liefde .
Hiervan getuigen 29 aandoenlijke brieven uit den zomer van 1825 , die tot ons gekomen zijn .
De neef heeft beterschap gehuicheld — en het hart van den pleegvader geloofde hem slechts al te gaarne . De levenslustige jongeling vreest voor de verveling en de zedepreeken bij den ouden dooven oom en schrijft dat zijne werkzaamheden hem beletten , hem te komen bezoeken . De lichtgeloovige liefde antwoordt : " Als ' t u te moeielijk mocht vallen hier te komen , laat het dan maar , ziet ge er echter de minste mogelijkheid toe , welnu dan verheug ik mij in mijne eenzaamheid een menschenhart in mijne nabijheid te hebben . Wees harte-lijk ( hartelijk ) omhelsd . Uw trouwe vader !" Maar reeds weinige dagen daarna heeft hij op nieuw bewijzen van de huiche-larij ( huichelarij ) en het slechte leven van den pleegzoon :
". . . . — Mijn hart heeft te veel door uw listig gedrag jegens mij geleden , en het valt mij mogelijk te vergeten . . . . Volg uwen leidsman en vader , volg hem , wiens werken en streven steeds voor uw zedelijk heil en ook voor uw alledaagsche welzijn is . — Wees mijn goede zoon ! Welk een ongehoorde wanklank zou ' t zijn , als gij valse h tegen mij waart , zooals de menschen willen zeggen . ... Ik vermager met den dag , ik gevoel mij eer kwalijk dan wel , en geen geneesheer , geen deel-nemende ( deelnemende ) menschen . . . . Waar beu ik niet verwond , gekorven ? Wees niet achterhoudend jegens uwen vader . Al ziet ge mij soms ook driftig , schrijf dit toe aan mijn groote zorg voor u , daar u licht gevaren kunnen bedreigen .
" Breng mij niet in angst en bedenk wat ik lijde . . . . Degeon , die u wel is waar niet het leven heeft geschon-ken ( geschonken ) , maar toch zeker onderhouden , en wat meer dan al ' t andere is , voor de beschaving van uwen geest zorg heeft gedragen , als een vader , ja meer dan dat , smeekt u dringend , den eenigen waren weg van al ' t goede bewandelen . . . .»
Maar welk antwoord zou het trouwe vaderhart op die regelen hebben ontvangen ? Het moet vreeselijk zijn geweest . Want een doodelijke angst der liefde spreekt duide-lijk ( duidelijk ) in den volgenden brief : " Dierbare zoon ! Ga niet verder ! — Kom slechts in mijne armen , er zal geen hard woord over mijne lippen komen ! O God , stort u niet in ' t verderf ! Liefderijk als altijd zult ge worden ontvangen . Wat te overleggen , wat te doen voor de toekomst — dat zullen wij met liefde bespreken . Ik geef u mijn woord van eer : geen verwijten , daar zij toch buitendien niets meer zouden baten ; de teederste en liefderijkste zorg en hulp moogt ge van mij verwachten . Kom maar ! kom aan het trouwe
hart van uwen vader " En dan de blijde vreugde
over — een op nieuw geveinsd berouw . " Duizend-maal ( Duizendmaal ) omhels en kus ik u , niet mijn verloren , maarmijn nieuwgeboren zoon . Voor u , denweêrge -
vondene , zal uw liefhebbende vader altijd blijven zorgen . ...»
Wie voelt het oog niet vochtig worden bij deze bloeddroppelen van het edelste , warmste , grootste hart ?
Maar dat arme , rijke hart zou ook aan deze opofferende — verraden liefde doodbloeden .
In Augustus 1826 ontving het den doodsteek De
neef had eene poging gedaan om de hand aan zijn leven te slaan , daar hij de gevolgen van zijne jaren lange luiheid en lichtzinnigheid niet langer verbergen kon . Als jeugdige zelfmoordenaar viel hij onder de strafwet van den staat en moest hij naar een verbeterhuis worden vervoerd . Vervolgens werd hij uit Weenen verwezen — hij , de pleegzoon van Lodewijk van Beethoven ! Waarheen nu ? Het doodelijk gewonde vaderhart vluchtte met den nog steeds beminden zoon naar zijn broeder Johan , die hem zijn leven lang zooveel ondank had betoond , op diens landgoed . Stephan van Breuning verschafte den neef eene plaatsing als kadetbij hetregemeut van Stutterheim . De liefdeloosheid van den " Grondeigenaar " was zoo groot dat hij onzen Beethoven , ondanks den barren winter , in een open ellendigen wagen naar Weenen liet vertrekken , en hem zijn gemakkelijk gesloten rijtuig weigerde . Doodziek en met gebroken hart kwam hij daar aan . Uit eene longontsteking ontwikkelde zich eene pijnlijke waterzucht . Tegen den avond van den 26 Maart 1826 , onder een hevig onweder en na een doodstrijd van vijftig uren , stond het groote , edele kunstenaarshart van Lodewijk van Beethoven stil . De melodieën die er uit zijn opgeweld zullen echter nog na eeuwen voortleven , en weerklank vinden in ieder goed , zuiver menschenhart .
Voegen wij bij deze gevoelvolle schets eenige weinige regelen van den voor Toonkunst en Taalmuziek gloeien-den ( gloeienden ) Heije , ten slotte van de door hem vertolkte woorden der werken , alle van Van Beethoven , uitgevoerd op het Huishoudelijk Muziekfeest der Afd . Amsterdam , van de Maatschappij t . Bevord . d . Toonkunst :
" Beethovens Negende Symfonie , de diepzinnige en rijkste zijner instrumentale scheppingen , is door haar Slotkoor , tevens de verhevenste Dithyrambe der Vreugde , waarin ooit Toon en Woord samensmolten tot verheerlijkte oplossing van de strijdende wanklanken des Levens .
" Wie eenmaal de diepte harer schoonheid indrong , gevoelt , dat Beethoven , drage hij steeds den onbetwisten Heerscherstaf , hier , als op vleugelen des Hemels , ons met zich voert " überm Sternenzelt , wo ein lieber Vater wonnen muss ."
" Zoo is dan dit Meesterwerk , naast en boven allen die hij ons schonk , de reinste verheerlijking des Meesters zelven , en van zijn Eeuwgetijde ."
Moog eenmaal waar worden wat dien meester en den Dichter der woorden ( Schiller , in de " Ode aan de Vreugde gewijd ") ten slotte ontgloeide .
KOOR .
Wees omvat , gij menschenzonen !
Deze kus aan heel onze aard !
Waar uw oog ten Hemel staart Broeders ! moet een Vader wonen .
O knielt neder , menschenzonen !
Zoek omhoog uw Schepper . . . Aard ! Boven starren moet Hij troonen .
Vreugde omstraald door zonnevonken ,
Dochter van des Hemels gaard , Zie ! wij stroomen , weelde-dronken ,
Kind der Godheid , — tempel waart ! Uw betoovring knoopt te zamen
Wat de Mode had verdeeld , En versmelt tot broedernamen !
Wat uw vleugelslag omspeelt .
BINNENLANDSCH OVERZICHT .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer