Archieven

 

Uw zoekacties: De Drie Steden, 2011-33-01; p. 17

De Drie Steden

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Drie Steden, 2011-33-01; p. 17
Naam tijdschrift:
De Drie Steden
Pagina:
17
Datum:
2011-33-01
Jaargang:
2011
Is onderdeel van:
De Drie Steden I jaargang 32 - nummer 3 - 2010
I?
een oudere vermelding is vooralsnog niet gevonden. Evenmin is bekend hoe heer Jasper in het bezit ervan is gekomen. Maar het ligt voor de hand dat de veronderstelling van streekarchivaris Jan den Hoed, dat het geërfd zal zijn van zijn in maart van hetzelfde jaar overleden vader, heer Gerard II van Culemborg, niet onwaarschijnlijk is. De nieuwe eigenaar Cornelis Berntsz. was, mede door de familie van zijn vrouw, in de stad een rijk en invloedrijk man, die vele bezitting had in Culemborg en omgeving. Hij en zijn familie en aangetrouwde verwanten hadden volgens de stadsrekeningen vele functies gepacht en uitgevoerd, o.a. van het innen der bieraccijns en de vlees- en leeraccijns en de functies van schepen der stad, gasthuismeester van het Pietersgasthuis, heemraad van het Land van Culemborg en rentmeester van de graaf. | Cornelis is zelf in het huis gaan wonen, want in 1546 blijkt hij er in ieder geval nog te wonen. 6) Het vrouwenclooster Mariëncroon, dat rechts van Caffaigne lag, werd overigens in die tijd ook door aangetrouwde familie van hem bewoond. Twee tantes van zijn vrouw, Arieaentje en Marie van Dichteren verbleven daar. Het kloostercomplex werd in de 17e eeuw betrokken door de grafelijke familie en werd toen de Nieuwe Hof, ook wel Nassause Hof genoemd. 7) Dit vrouwenklooster was in 1532 in brand gevlogen en vermoedelijk heeft het daarnaast gelegen Caffaigne ook schade geleden. Hoewel dit gebouw dus oorspronkelijk zeker uit de 15e eeuw dateert, is het waarschijnlijk, dat het huidige 16e eeuwse uiterlijk ontstond na de wederopbouw ervan, als gevolg van deze hiervoor vermelde zgn. ‘bagijnenbrand’. ® Armen Poth Op 20 november 1549 verklaarden Goirdt Cornelisz, Geryt Jan Symensz, Arnt Lamertz. en Otken, de weduwe
van Cornelis Meusz., kinderen en familie van de inmiddels overleden Cornelis Berntsz. en zijn vrouw Bely, dat het woonhuis was overgedragen aan Gysbert Willem Jansz., als bestuurder van de Culemborgse armeninstelling Poth. Daarmee kreeg dit pand een maatschappelijke functie voor de armenzorg die tot in de 21e eeuw zou duren. De nieuwe eigenaar, de Armen Poth, was een instelling voor bedeling van de zgn. ‘huiszittende armen’, ingesteld in 1455 door heer Gerard II van Culemborg. lo) Dankzij de vanaf 1566 bewaard gebleven rekeningen, opgesteld door de zgn. Pothmeesters van deze instelling, is vanaf dat jaar tot in de 19e eeuw na te gaan wat er met het gebouw gebeurde. Zo blijkt dat in het jaar van verwerving de ‘Potshuysinge’, zoals het toen nog genoemd werd, in drie ‘cameren’ verdeeld was, die met de daar boven gelegen zolders werden verhuurd. Later blijken ze bij de Poth als graanopslagplaats in gebruik te zijn. In de eerste ‘camere’ woonde een weduwe. In de tweede tot Pasen 1567, Symen Gerritsz., de pastoor van Zijdervetd, die hier vermoedelijk veiligheidshalve, als gevolg van de beeldenstorm van 1566 was komen wonen. In de stad was de Rooms Katholieke godsdienst weer toegestaan, terwijl de dorpen rondom nog regelmatig bedreigd werden door de vanuit Vianen opererende troepen van Brederode. In de derde woonde Jan Jansz. de koster van de St. Barbarakerk, die bij de beeldenstorm de gewaden van de Mariabroederschap in veiligheid had gebracht. ,1) In de rekening van de Pothmeesters over het boekjaar 1589/90 wordt voor het eerst over ‘Caffaignen’ gesproken. Dan blijkt ook dat volgens een besluit van de heer van Culemborg de genoemde cameren ‘om Godswille’, dus gratis, door arme mensen mochten worden bewoond. Ook blijkt een er achter gelegen boerderij tot het complex te behoren, die ook verhuurd
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer