Culemborg

Culemborg is een stad in de gemeente Culemborg

Herkomst naam
Culemborg, vroeger ook wel Kuilenburg of Culenborg genoemd, was een zelfstandige heerlijkheid en later graafschap gelegen aan de Lek net op de grens van Utrecht en Gelderland. De naam betekent waarschijnlijk "burcht, gelegen in een laagte (kuil)" of van "cule", laaggelegen moeras. De stad zal genoemd zijn naar het kasteel, dat omstreeks 1271 gebouwd is aan de westzijde van de latere stad. De oudst bekende vermelding van de naam Culemborg, "castrum, dictum Culenburgh" dateert uit een charter van 1281. Culemborg kreeg in 1318 stadsrechten en werd in 1555 door Karel V verheven tot soeverein graafschap. Wat zegt het Aardrijkskundig woordenboek van Van der Aa over Culemborg?

Gemeentelijke indeling
1811 - heden gemeente Culemborg

Korte geschiedenis van Culemborg
Culemborg ontstond als handelsdorp op de stroomrug van het riviertje de Meer en de zuidelijke oeverwal van de Lek. In de 13e eeuw bouwde de heer van Bosinchem (Beusichem) een kasteeltje ten westen van het dorp. Rond 1280 verrees ook een kasteel aan de oostzijde. Heer Johan II van Culemborg begon rond 1350 met de bouw van het kasteel Culemborg. Het kasteel was een waterburcht, omgeven door grachten, en bestond uit drie afzonderlijke gebouwen: de Opperhof, de Nederhof en de Stallen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het kasteel in 1572 bezet door Spaanse troepen. In 1672 werd het kasteel opnieuw bezet, ditmaal door de Fransen, die het zwaar beschadigden. Na de Franse bezetting raakte het kasteel in verval en werd het uiteindelijk gesloopt. De laatste restanten werden in 1812 verkocht.

Op 6 december 1318 (Sint-Nicolaasdag) verleende Jan van Bosinchem stadsrechten aan Culemborg. De stad kreeg eigen rechtspraak en privileges zoals tolvrijheid op de jaarmarkt en asielrecht. Culemborg kende twee belangrijke uitbreidingen:

  • Omstreeks 1370: noordelijke uitbreiding met een schipperskwartier (Havendijk)
  • Circa 1390: zuidelijke uitbreiding door annexatie van het dorp Lanxmeer (Nieuwstad)

In de 14e eeuw werd Culemborg een Vrijstad met eigen rechtspraak. Het ontwikkelde zich tot een centrale marktstad en kende later een levendige industrie. De uitdrukking "Naar Kuilenburg gaan" werd synoneim voor 'failliet gaan'. In de 16e eeuw was Culemborg een centrum van protestantse activiteit. In 1566 werd de kapel van het Sint-Pietersgasthuis het eerste protestantse kerkgebouw in Nederland. 

In 1555 werd de Heerlijkheid Culemborg door Keizer Karel V verheven tot Graafschap. Het bleef tot 1720 een zelfstandige entiteit, waarna het via het Kwartier van Nijmegen in handen kwam van de Prins van Oranje Willem IV. Sindsdien is de titel 'graaf van Culemborg' in bezit van het Nederlandse koningshuis, hoewel het tegenwoordig slechts een ceremoniële titel is.

Een belangrijke figuur in de geschiedenis van Culemborg was Vrouwe Elisabeth, de laatste telg van het geslacht Van Culemborg. Zij regeerde van 1504 tot 1555 en stichtte onder andere het Elisabeth Weeshuis en financierde de bouw van het Stadhuis en de toren van de Sint-Janskerk. Culemborg stond bekend om haar sociale voorzieningen. Het Elisabeth Weeshuis, opgericht in 1560, is daar een voorbeeld van en fungeert nu als museum.