Van vonnissen van de schepenbank was tot 1803 beroep mogelijk op de schepenbank van 's-Hertogenbosch. Vanaf 1803 tot 1811 werden criminele zaken niet meer door de schepenbank van Alem berecht, maar door de "Hoge Vierschaar voor Stad en Meijerij van 's-Hertogenbosch", de rechtsopvolger van de schepenbank van 's-Hertogenbosch. De schepenbank van Alem berechtte voortaan alleen nog burgerlijke en boetestraffelijke zaken. *
De schepenen van Alem hadden al in de veertiende eeuw een gezamenlijk zegel dat zij bleven gebruiken ten tijde van de Republiek. Het vertoonde een fraaie afbeelding van St. Odrada met loshangend lang haar, omgeven door een stralenkrans, in haar rechterhand een boek en in de linkerhand een takje met drie knoppen. Het randschrift luidde '+ S'COESCABINORVMVILLEDAELE', oftewel voluit en met spaties tussen de woorden: 'Sigillum commune scabinorum ville d'Aelem' (gemeenschappelijk zegel van de schepenen van het dorp Alem). *
De goederen van de abdij in Alem werden beheerd door een rentmeester, die ook andere belangen van de abdij ter plaatse behartigde. Hij bracht verslag uit van het reilen en zeilen in de heerlijkheid voor zover daarbij belangen van de abdij in het geding waren. Vóór 1648 waren de schouten waarschijnlijk vaak tevens rentmeester. Daarna waren de rentmeester meestal afzonderlijke functionarissen, die een groter complex abdijgoederen beheerden dan alleen die in Alem. In de achttiende eeuw deden zij de voordrachten aan de abt voor de benoeming van de dorpsfunctionarissen. * Wellicht werd daar vanuit het dorp door de gezamenlijke geërfden of door de schepenen enige invloed op uitgeoefend, maar dat is tot op heden niet afdoende onderzocht.
Al op 1 januari 1812 werd de "fusie" met Maren en Kessel ongedaan gemaakt en ontstonden er weer drie afzonderlijke gemeenten. Na het vertrek van de Fransen eind 1813 werd de departementale indeling tenietgedaan en werden de grenzen van de gewesten en (Staats-)Brabant hersteld.