Wij Hendrick Lenshoek en Johannes van Genderen Scheepenen in den Edele
en Hogen Gerigte van Zuijlichem, tuijgen dat voor ons gecompareert zijn Jan Pellen en Lijsbet den
Treffer Egte Lieden en hebben voor een Somma twee duijsent en vijfftig gulden, waar van Comparanten bekennen
voldaan en betaeld te zijn, getransporteert en opgedragen aan Vijver Vos, om in Eijgendom Erflijk te hebben en
besitten, ongeveer vijf mergen de Hoef, alwaer Oost Jacob Brijgom, West Johannes van Driel, Zuijden de
gemeente, en Noorden Hendrik Lenshoek en andere,met last van een roeij dijk onder de Hooge Schouw
in Boemelrewaert, bij de Paal N^o. 54, of zoo groot en kleijn aen 't Welseijnd geleegen is, en 4 mergen de
Agterse Hoevens, alwaar Oost en Zuijden Vijver Vos, West het groote Gasthuijs van Zalt Boemel, en
Noorden de weduwe van den Schout P:Loenen, of wie etc. en soo groot en kleijn die beijde parceelen op
Delwijnen geleegen sijn, met sodane Servituiten en geregtigheeden gemeijne dorps dijkenen capi=

taelen uijt off doorweegen, bansloot etc. zoo daar toe van ouds en met regt mogte behooren. Edog
Tijns vrij, belovende Comparanten die beijde parceelen te suijveren van de verponding 1772. en verschot
1773. beijde incluijs, en waarschap na Landregten: Zijnde de vijff mergen de Hoef over desen Jaere
in pagt bij Jacob Bruijgom voor een hondert gulden, welken Cooper moet laeten uijthouden
en kan de huur gelijk ook van de vier mergen profiteeren en vorderen na Rade, Zijnde quitan=
tie van den xL.^e penning ons Schepenen gebleeken en over gegeven. In oirconde onser letteren ge=
geven in den Jaare Duijsent Seven hondert Vier en Seventig, den Agt en twintigsten Julij
                                                             Gemunieert met Zegel van 4 guldens
                                                                    In kennisse van mij.
 H:Lenshoek    J:V:Genderen                                 C:Verzijl  Secretaris