Wij Cornelis van Dalen en Meester Adriaan De Roock
Schepenen in den Wel Edelen Hogen Gerighte van Zuij=
lichem. tuijgen : Dat voor ons gecompareert is Jan vander
Salm, en heeft voor eene Somma van vijff en sestig guldens waer van
hij bekende voldaan en betaald te zijn, getransporteert
en opgedragen aan Jan Pol, om in eijgendom Erffelijk te
hebben en te besitten, ongeveerlijk 4½ hond weijland, off soo
groot en kleijn het selve beneden agter de wetering te Brakel
gelegen is, waar naast Oost en West den Heer van Brakel,
Zuijden Huijbert van der Salm, en Noorden de Vliet, vel qui
de Jure etc. Dijk, Tijns en Erffpagt vrij. Edog met sodane
Servituiten en geregtigheden, uijt off doorwegen als daer
toe met regt behooren, beloovende Comparant te
suijveren de ongelden, Soo ver die tot dato deses geseth en
uijtgeschreven sijn, en waarschap ten Landreghten. Sijnde
quitantie van den xL.e penning aan ons Schepenen vertoond
en overgegeven. In Oirconde Onser letteren gegeven in den Jaere
Onses Heeren een duijsent seven hondert agt en sestig den veer=
tienden Maart .--
Gemunieert een Zegel van 4 stuijvers
In kennisse van mij
C:V:Dalen A:D:Roock C:Verzijl Secretaris
1769