Wij Hendrik De Ruuk en Meester Adriaan De Roock Scheepenen in den Wel
Edelen en Hogen Gerigte van Zuijlichem tuijgen dat voor ons gecompareert zijn Pieter
van Poeteren Soldaat in het Tweede Battallon van de Heer Collonel Douglas, onder de Compa=
gnie van de Heer Luitenant Collonel de la Croix, en Neeltje Pruijser Egtelieden, en hebben voor een
Somma van Twee hondert en dertig gulden, van dewelke comparanten verklaaren voldaen
en betaald te zijn, gecedeert en getransporteert aan Claas Bouwman, weduwenaer
van Dirkje Pruijser, en Gelder van Loon in Huwelijk hebbende Maaijken Pruijser, beijde
woonagtig te Aalst, een vijffde part in alle de ongereede en gereede goederen, Actien
pretensien, in, en uijt schulden, door overlijden van de Comparanten ouders Abraham
Pruijser in Leven weduwenaer van Lijntje Udemans onder Aalst, Neder=Hemert en
elders deselve competerende, en sulx met sodaane Dijken, Servituiten, Lasten, geregtigheden,
Verpondinge, en Tijnsen, als tot deselve van ouds, en heden zijn specteerende, moetende alle
Agterstedige Verpondinge, Verschooten, Amptslasten en Tijnsen door de getransporteerdens
werden gesuijvert en betaald, en gelooven comparanten 't selve te waaren na Landregten,
Zijnde ons Scheepenen gebleeken quitantie dat de 40.ste penning is betaald, dewelke door
ons is ingetrokken om door onsen Secretaris te werden geliasseert. In Oirconde Onser
Letteren gegeven in den Jaare onses Heeren Een Duijsent Seven hondert Een en Seventig den tiende
Junij ~~
Gemunieert met een Zegel van 16 stuijvers
In kennisse van mij
H:De:Ruuk A:De:Roock C:Verzijl secretaris