Ick Johan vander Haer Casteleyn / Doe Cond ende bekenne dat Ic ontfangen hebbe vanden
Edelen mijnen lieven Joncheren heere tot Culenborch / van wegen sijnre Stede van
Culenborch Inden yersten vier dolden Rijnsche gulden die mijnre dochter Heylwich
Nonne te Witten Vrouwen TUtrecht verschenen waeren Pancracij ende Martini
Anno (viertienhondert) Een ende tNegentich Noch twee golden Rijnsche gulden voirseyt die hoir
verschenen waeren nu Pancracij laitstleden Anno (viertienhondert) xcii. Noch heb Ick
ontfangen als voirseyt steit twee golden Rijnsche gulden die Steven mijnre dochter
verschenen waeren Martini Anno (viertienhondert) lxxviii Noch vier golden Rijnsche gulden
die hoir verschenen waeren / Pancracij, ende Martini Anno (viertienhondert) lxxxix Noch
vier golden Rijnsche gulden die hoir verschenen waeren Pancracij ende Martini

Anno etcetera (viertienhondert) tNegentich Noch vier golden Rijnsche gulden die hoir verschenen waeren
Pancracij ende Martini Anno (viertienhondert) Een ende tNegentich Ende noch twee
golden Rijnsche gulden die hoir verschenen waeren Pancracij laistleden Anno (viertienhondert) xcii
Ende schelde dairomme die voirseyde Stede van allen desen voirseyde termijnen
ende van allen anderen vurledenen termijnen vrij ende quyt ende  bedancke my
dairaff gueder betailinge In orkonde der wairheit heb Ic omme gebre(e)cken
willen mijns Segels, op dese tyt gebeden Herman Johan Hermanssoin van
Dodenborch dese quytancie over mij te willen besegelen Dat ick
Johan vornoemt tot sijnre beden geerne gedaen heb ............................ ix ^den dach
In octobri Anno (viertienhondert) twee ende tNegentich.

Regest
1492 oktober 9

Johan van der Haer, verklaart ontvangen te hebben van de stad Culemborg
verschillende renten, aan zijn dochter Heylwich, non bij de Witte Vrouwen in Utrecht,
en aan zijn dochter Steven verschenen.

In groene was het opgedrukte zegel van Johan Hermanssoin van Dodenborch.

Op papier.
afmetingen in mm: 212 x 233

[^Van de Ven, nr 234 Hokke nr. 85]