bestand: 
resultaat: 
0001Archieven van het stadsbestuur van Tiel en dorpsbestuur van Zandwijk, 1352 - 1812 (1858)
1870Chronicon Tielense (Tielse Kroniek). Kroniek, waarin opgenomen een wereldgeschiedenis, regionale geschiedenis tot 1449 en een geschiedenis van het Heilige Land, aangelegd in de 15 eeuw, met vervolgdeel over aspecten van de Tielse geschiedenis van 1552-1566 , 15e eeuw, 1552-1566
Bestandnaam:
NL-TIRAR_0001-1870_B2_18V-23V_23R.jp2
Datering:
15e eeuw, 1552-1566
NB:
De kroniek is verdeeld in 6 delen, en met potlood gefolieerd 1-346.

De kroniek is vertaald. Zie: J. Kuys, L. de Leeuw, V. Pacquay en R. van Schaïk (ed.), De Tielse kroniek. Een geschiedenis van de Lage Landen van de volksverhuizingen tot het midden van de vijftiende eeuw, met een vervolg over de jaren 1552-1566, Amsterdam 1983.

In 2024 worden transcripties gepubliceerd bij de scans van de boeken 1 t/m 3, boek 6 en het 16de eeuwse vervolg. Deze worden getoond bij klikken op het icoontje met de ganzenveer bij de scans.

De kroniek werd vermeld in de: "Lijst van Noord-Nederlandsche Kronyken", door mr. S. Muller Fz. ("Werken Hist. Gen". Nieuwe reeks, nummer 31), bladzijde 65, met de volgende noot: 'Het uitgegevene is het 6de (laatste) gedeelte eener groote kroniek; de 5 eerste zijn zonder belang. Het uitgegevene deel is van grote waarde voor de geschiedenis van Gelderland, het vervolg alleen voor die van Tiel. De schrijver was dijkgraaf in of bij Tiel en stierf ná 1455. Zijn bronnen waren o.a. Beka en de eerste bewerking van Joh. À Leydis; voor de latere tijden bevat zijn kroniek mémoires'. De door mr. Muller bedoelde uitgave is die van J.D. van Leeuwen (Trai. ad. Rh., 1789 nummer 8). Het vervolg is geschreven door Petrus van Tefelen, pastoor te Tiel.

Zie over de uitleen van deze kroniek aan J.I. Pontanus in 1634 inventarisnummer 88.
Omvang:
1 deel
Volgnummer:
33 van 363
Download
Hieronder kunt u het bestand downloaden: Download
Transcriptie

HS Tob. Exord.
(c. 1431B)

[69] De captivitate Babilonica Anno octavo Joachim, regis Juda penultimi, senioris filij Josye, et anno quarto Nabugodonosor, regis Babilonie, ascendit Nabugodonosor in Judeam et depopulat eam et perduxit tribum Judam et Benyamin in captivitate Babilonica, ubi erant capti septuaginta annis.

[69] Over de Babylonische gevangenschap In het achtste jaar van Joachim, de voorlaatste koning van Juda en oudste zoon van Jozia, en in het vierde jaar van Nebukadnessar, de koning van Babylonië, trok Nebukadnessar Judea binnen en ontvolkte haar en leidde de stammen Juda en Benjamin in een gevangenschap te Babylon, waar zij gedurende zeventig jaar gevangen waren. 

HS 4 Kon. 45
(c. 1426B-27B)

[70] De destructione Iherusalem et ablacione sacrorum vasorum Anno undecimo Sedechie, ultimi regis Juda, et anno decimo nono Nabugodonosor, mense quinto decima die mensis, Nabusardan princeps milicie regis Nabugodonosor incendit domum Domini et domum regis in Iherusalem et totum murum in Iherusalem per circuitum destruxit, et tulit omnia vasa domus Domini, et columpnas duas, et mare eneum, et cunctum populum adduxit ligatum in Babilonem. Et ista proprie dicitur incepcio captivitatis Babilonice. Et Godolyas, filius Aytham, factus est a rege Babilonis Nabugodonosor prefectus in Judea, ut preesset pauperibus et agricolis et vinitoribus, qui reluti erant ut redderent singulis annis vectigalia regi Babilonis.

[70] Over de verwoesting van Jeruzalem en de wegvoering van de heilige vazen In het elfde jaar van Sedekia, de laatste koning van Juda, en in het negentiende jaar van Nebukadnessar, in de vijfde maand op de tiende dag van die maand, stak Nebuzaradan, de leider van de lijfwacht van koning Nebukadnessar, het huis van de Heer en het huis van de koning te Jeruzalem in brand, en hij verwoestte de gehele muur die Jeruzalem omringde, en hij nam alle vazen uit het huis van de Heer en de twee zuilen, en de zee van brons, en hij leidde het gehele volk gebonden naar Babylon. En dit wordt het begin genoemd van de echte Babylonische gevangenschap. En Gedalja, de zoon van Achikam, is door de koning van Babylon tot prefect in Judea gemaakt, opdat hij aan het hoofd stond van de armen, en de landbouwers en de wijnboeren, die terug waren gebracht, opdat zij ieder jaar belastingen af zouden geven aan de koning van Babylon.

[71] De prophetis qui isto tempore prophetaverunt Isto tempore viguit Jeremias propheta et Ezechiel. Jheremias prophetavit in Judea et in Egipto; Ezechiel in terra Babilonis, ubi erat in captivitate etcetera. Eciam eodem tempore in captivitate Babilonis viguit Daniel propheta in Babilonia.

[71] Over de profeten die in die tijd profeteerden In die tijd leefden de profeet Jeremias en Ezechiël. Jeremias profeteerde in Judea en in Egypte, Ezechiël in het land van Babylon waar hij in gevangenschap leefde, enzovoorts. Ook in diezelfde tijd leefde de profeet Daniël in Babylonië.

HS Tob. Exord.
(c. 1431B)

[72] De Thobia Tempore Ezechie et Josye, in captivitate decem tribuum quam fecit Salmanazar, rex Assyriorum, pater Sennacherib, fuit Thobias ex tribu Neptalim, cum uxore sua Anna et filio suo Thobia, habitans in civitate Ninivem. Qui ambulans per regiones dedit captivis monita salutis, mortuos sepeliebat et opera nunc exercebat. In Rages Gabelo decem talenta argenti sub cyrographo suo reliquit etcetera, prout post in hystoria thobia.

[72] Over Tobit In de tijd van Hizkia en Jozia in de gevangenschap van de tien stammen, waarvoor Salmanasser, de koning der Assyriërs en vader van Sanharib, heeft gezorgd, leefde Tobit, uit de stam van Neftali, met zijn vrouw Anna en zijn zoon Tobias, en hij woonde in de stad Ninive. Toen hij door de gebieden liep, gaf hij goede raad aan de gevangenen, begroef hij de doden en voerde hij werken uit. In Ragas liet hij bij Gabel tien talenten zilver achter in bewaring, enzovoorts zoals later in de geschiedenis van Tobit.

HS Dan. 14
(c. 1468BD)

[73] De ydolo Bel in Babilonia Tempore huius captivitatis Babilonice, scilicet quando Daniel erat exponens visiones Nabugodonosor, regis Babilonie, erat in Babilonia ydolum nomine Bel, quod colebatur pro deo. Dabantur enim cotidie ydolo duodecim artebee de simula, quadraginta oves et sex amphore vini pro comestione et potu Bel. Erant enim huic ydolo sexaginta sacerdotes, exceptis uxoribus et parvulis. Artabea est mensura trium modiorum. Habebant enim sacerdotes subterreneas vias latenter, quibus denocte accersitis comedebant. Et asserebant ea, que pro esu et potu sibi indies ponebantur. Et sic estimabat rex ydolum hec consumpsisse. Daniel vero intravit cum rege, qui apposuit uno die consumptibilia ydolo. Et stravit panimentum 

[73] Over het afgodsbeeld van Baäl In de tijd van deze Babylonische gevangenschap, namelijk toen Daniël zijn visioenen uiteenzette voor Nebukadnessar, de koning van Babylon. Er was in Babylonië een afgodsbeeld genaamd Baäl, dat vereerd werd als een god. Want aan dit afgodsbeeld werden dagelijks twaalf artebeeën van zeer fijn tarwemeel  gegeven, veertig schapen en zes amforen wijn als voedsel en drank voor Baäl, er waren immers zestig priesters voor dit afgodsbeeld, de vrouwen en kinderen niet meegeteld. Een artabee is een maat van drie mud. De priesters hadden immers heimelijk onderaardse wegen, en zij aten ’s nachts, nadat ze deze wegen hadden gebruikt. En zij matigden zich deze dingen die aan als voedsel en drank overdag waren neer gelegd. En zo meende de koning dat het afgodsbeeld deze dingen had genuttigd. Daniël trad echter binnen met de koning die op die ene dag het voedsel neerlegde voor het afgodsbeeld. En hij bestrooide 

templu cineribus et exivit cum rege, signato ostio templi regis signeto. Et sic reliquerunt mane, cum redirent rex et Daniel, invenerunt omnia apponita consumpta. Rex, estimans ydolum ista consumpsisse, iratus fuit Danieli. Daniel autem tenuit regem, ne intraret. Et deiurantis per Danielem regi vestigijs transeuncium in cineribus super pavi-mentum, rex cepit sacerdotes. Qui fatebantur se vias subterraneas habuissem, et sic interfecti sunt sacerdotes. Et ydolum Bel destructum est per Danielem.

de stenen vloer met as en vertrok met de koning, nadat de poort van de tempel was bezegeld met het zegel van de koning. En zo kwamen de koning en Daniël ’s morgens aan nadat ze waren teruggekeerd; ze vonden dat alles wat weggelegd was, was geconsumeerd. De koning, die meende dat het afgodsbeeld deze dingen had gegeten, was woest op Daniël. Daniël hield echter de koning tegen opdat deze niet naar binnen stapte. En nadat de voetstappen van overstekende mensen in de as op de stenen vloer door Daniël aan de koning zijn getoond, verzamelde de koning de priesters, die bekenden dat ze ondergronde wegen hadden. En zo zijn alle priesters gedood. En het afgodsbeeld van Baäl is vernietigd door Daniël.

HS Dan. 14
(c. 1468D-69C)


[74] De dracone in Babilonia Eodem tempore erat horribilis et magnus draco in Babilonia lateus sub terra. Quem eciam Babiloni adorabant pro deo. Sacerdotes huius draconis habebant vasa facta de corijs vitulorum, et percutiebant illa vasa virgis coratilinis, ut facerent sonitum 

[74] Over de draak in Babylon In diezelfde tijd was er een verschrikkelijke en grote draak in Babylon, verborgen onder de aarde. De Babyloniërs vereerden ook hem als god. De priesters van deze draak hadden vazen gemaakt uit de huiden van kalfjes en zij sloegen deze vazen met stokken van koraal totdat ze een verschrikkelijk geluid maakten

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen