bestand: 
resultaat: 
0001Archieven van het stadsbestuur van Tiel en dorpsbestuur van Zandwijk, 1352 - 1812 (1858)
1870Chronicon Tielense (Tielse Kroniek). Kroniek, waarin opgenomen een wereldgeschiedenis, regionale geschiedenis tot 1449 en een geschiedenis van het Heilige Land, aangelegd in de 15 eeuw, met vervolgdeel over aspecten van de Tielse geschiedenis van 1552-1566 , 15e eeuw, 1552-1566
Bestandnaam:
NL-TIRAR_0001-1870_B1_11R-18V_15V.jp2
Datering:
15e eeuw, 1552-1566
NB:
De kroniek is verdeeld in 6 delen, en met potlood gefolieerd 1-346.

De kroniek is vertaald. Zie: J. Kuys, L. de Leeuw, V. Pacquay en R. van Schaïk (ed.), De Tielse kroniek. Een geschiedenis van de Lage Landen van de volksverhuizingen tot het midden van de vijftiende eeuw, met een vervolg over de jaren 1552-1566, Amsterdam 1983.

In 2024 worden transcripties gepubliceerd bij de scans van de boeken 1 t/m 3, boek 6 en het 16de eeuwse vervolg. Deze worden getoond bij klikken op het icoontje met de ganzenveer bij de scans.

De kroniek werd vermeld in de: "Lijst van Noord-Nederlandsche Kronyken", door mr. S. Muller Fz. ("Werken Hist. Gen". Nieuwe reeks, nummer 31), bladzijde 65, met de volgende noot: 'Het uitgegevene is het 6de (laatste) gedeelte eener groote kroniek; de 5 eerste zijn zonder belang. Het uitgegevene deel is van grote waarde voor de geschiedenis van Gelderland, het vervolg alleen voor die van Tiel. De schrijver was dijkgraaf in of bij Tiel en stierf ná 1455. Zijn bronnen waren o.a. Beka en de eerste bewerking van Joh. À Leydis; voor de latere tijden bevat zijn kroniek mémoires'. De door mr. Muller bedoelde uitgave is die van J.D. van Leeuwen (Trai. ad. Rh., 1789 nummer 8). Het vervolg is geschreven door Petrus van Tefelen, pastoor te Tiel.

Zie over de uitleen van deze kroniek aan J.I. Pontanus in 1634 inventarisnummer 88.
Omvang:
1 deel
Volgnummer:
17 van 363
Download
Hieronder kunt u het bestand downloaden: Download
Transcriptie


HS Gen. 37
(c. 1088AB)

[43] De Nemroth Iaphet, filius Noe, habuit filium Cham. Qui Cham habuit filium Chus. Qui Chus genuit filium nomine Nemroth. Hic Nemroth cepit post diluvium primus esse potens in terra, et robustus venator hominum coram domino, id est extinctor et oppresor hominum amore dominandi. Et cogebat omnes homines ignem adorare. Et inde exiit proverbum ad dicendum de aliquo quod fortis sit et malus quasi Nemroth, robustus venator coram domino.

[43] Over Nemroth Jafeth, de zoon van Noach, had een zoon Cham. Deze Cham had een zoon Chus. Deze Chus verwekte een zoon genaamd Nemroth. Deze Nemroth begon na de zondvloed als eerste machtig te zijn op aarde, en hij was een krachtige jager op mensen ten overstaande van de Heer, dat is een uitroeier en onderdrukker van mensen door de liefde tot overheersen. En hij dwong alle mensen het vuur te aanbidden. En daarom is het spreekwoord ontstaan door over iemand te zeggen dat hij zo sterk en slecht is als Nemroth, de krachtige jager ten overstaande van de Heer.

HS Gen. 37
(c. 1088BC)

[44] De Jonito filio Noe Methodius dicit quod centesimo anno tercie ciliadis, id est centesimo anno post diluvium, natus est Noe filius quem vocavit Jonitum. Tricentesimo anno post diluvium dedit Noe Jonito filio suo donaciones et dimisit eum in terram Ethan. Et intravit eam Jonitus usque ad mare quod dicitur Eliocora, id est regio solis. Hic accepit a deo donum sapiencie et invenit astronomiam. Ad quem vemens Nemroth gigas eruditus est ab eo, et accepit ab illo consilium in quibus regnare cepisset. Iste Jonitus quosdam futuros previdit eventes, et maxime de ortu quatuor regnorum et de occasu eorum per successiones. Quod eciam plane prophetavit Daniel propheta postea. Et predixit filio suo Nemroth qui primi regarent de Cham, de quo Belus descendit.

[44] Over Jonitus, de zoon van Noach Methodius zegt dat in het honderdste jaar van het derde millennium, dat is in het honderdste jaar na de zondvloed, aan Noach een zoon is geboren, die hij Jonitus noemde. In het driehonderdste jaar na de zondvloed gaf Noach aan zijn zoon Jonitus geschenken en stuurde hem weg naar het land Ethan. En Jonitus trok hier binnen tot aan de zee die Eliocora wordt genoemd, dat is het gebied van de zon. Hier ontvang hij van God het geschenk van wijsheid, en vond hij de astronomie uit. Nemroth de gigant, die tot hem kwam, is door hem onderwezen en nam van hem raad aan waarmee hij begon te regeren. Deze Jonitus voorzag dat zekere dingen zouden gebeuren, en vooral over het ontstaan van de vier rijken en hun ondergang door de opvolgingen. Dit heeft de profeet Daniel later ook duidelijk geprofeteerd. En hij verkondigde aan zijn zoon Nemroth wie als eersten zouden regeerden over Cham, van wie Belus afstamt.


HS Gen. 37
(c. 1088D)

[45] De vita Noe [N]oe vixit post diluvium tricentis quinquaginta annis. Et facti sunt omnes dies Noe nongenti quinquaginta quinque anni et mortuus est.

[45] Over het leven van Noach Noach heeft na de zondvloed nog driehonderd vijftig jaar geleefd. En alle dagen van Noach zijn geworden negenhonderd vijfenvijftig jaar, en toen is hij gestorven.


HS Gen. 38
(c. 1088BC)

[46] De turri Babilonis Post obitum Noe duces de Cham moverunt pedes suos ab oriente in campum Semnaar et timentes diluvium. Consilio Nemroth volentis regnare ceperunt edificare turrim que pertingetur usque ad celum, habentes lateres pro saxis et bitumen pro semento. Descendens ergo dominus, ut videret turrim, ait ad angelos: ‘venite et confundamus linguam eorum, ut non intelligat quisque vocem proximi sui.’ Et sic quod confusa est lingua dicta est turris Babilon de illa historia magis diffuse scribitur in Genisi. 

[46] Over de toren van Babylon Na het overlijden van Noach trokken de leiders van Cham naar het oosten, naar het veld Sennaar en zij vreesden de zondvloed. Op advies van Nemroth, die wilde regeren, begonnen zij een toren te bouwen zij een toren die zich uitstrekte tot aan de hemel; zij hadden bakstenen voor stenen en pek voor cement. Toen dus de Heer neerdaalde om de toren te zien, zei Hij tot de engelen: ‘Komt en laat ons hun taal verwarren, opdat de een de spraak van zijn naaste niet begrijpt.’ En zo, omdat de taal hier is verward, is de toren Babylon genoemd. Over dit verhaal zal meer uitgebreid worden geschreven in Genesis

De hac turri dicit Josephus: ‘Quia latitudo eius erat ita fortissima ut prope eam aspicientibus longitudo videretur eminus.’ Dij vero ventos immittentes everterunt turrim et vocem propriam unicuique partiti sunt. Qua propter Babiloniam contingit vocari civitatem.

Over deze toren zegt Josephus: ‘omdat haar breedte zo flink was, dat haar hoogte ver weg scheen aan de toeschouwers dichtbij haar.’ De goden voorts wierpen de toren omver door het loslaten van de wind en hebben de eigen taal voor ieder gespleten. Om deze reden gebeurde het dat de stad Babylon genoemd werd.


[47] De Belo, rege Babilonie et Grecie Hoc eodem tempore quidam rex Grecie Belus dictus, qui intravit Assiriam sed parum optinuit in ea. Iste Belus habuit filium nomine Ninus.

[47] Over Belus, koning van Babylonië en Griekenland In dezelfde tijd leefde een zekere koning, Belus genaamd, die Assyrië binnentrad, maar hij verwierf hier niet genoeg. Deze Belus had een zoon genaamd Ninus.

[48] De Nino, rege Ninive Mortuo Belo filius eius Ninus totam optinuit Assiriam et civitatem, in qua caput regni erat, itinere trium dierum ampliavit, et nomine suo Ninivem appellavit Hic Ninus vincit Cham, qui adhuc vivebat et regnabat in Bractia, et dicebatur Zorastres inventor magice artis. Qui eciam septem artes liberales in quatuordecim columpnis scripsit, septem eneis et septem latericijs, contra utrumque diluvium Ninus vero libros eius combussit. Ab hoc Nino orta sunt primo ydola et ceperunt originem.

[48] Over Ninus, koning van Ninive Nadat Belus was gestorven, verwierf Ninus geheel Assyrië en na een reis van drie dagen vergrootte hij de stad waar het hoofd van de regering zat, en naar zijn eigen naam noemde hij haar Ninive. Deze Ninus overwon hem, die tot dan toe leefde en regeerde in Bractië en Zoroaster genoemd werd, de uitvinder van de magische kunst. Deze schreef ook de zeven vrije kunsten in veertien zuilen, zeven van brons en zeven van baksteen, tegen beide zondvloeden. Ninus verbrandde voorts ook zijn boeken. Tijdens deze Ninus zijn voor het eerst de afgodsbeelden ontstaan, en hebben zij hun oorsprong.

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen