Archieven

 

Uw zoekacties: Humoristisch Weekblad, 1875-01-02; p. 4

Humoristisch Weekblad

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Humoristisch Weekblad, 1875-01-02; p. 4
Naam tijdschrift:
Humoristisch Weekblad
Pagina:
4
Datum:
1875-01-02
Jaargang:
1875
Is onderdeel van:
HUMORISTISCH WEEKBLAD.
— Wat wil je nu doen? vroeg mijn vrouw.
— Wat ik doen zal ? Morgen zal ik me beklagen bij den directeur-generaal van de exploitatie-maatschappij: ik zal de zaak publiek maken; ik zal er wraak over schreeuwen; in Cen woord ik zal hemel en aarde bewegen!
— Maar daarmede heb je 't kistje niet weg.
Ik keek haar heel verbaasd aan. Zoover had ik nog niet gedacht. En toch, ik zou het zoo gaarne weg hebben! Ik had me zoo met die verrassing gevleid.
Het touw met knoopen werd door een splinternieuw onge¬ schonden touw vervangen, nog een ferm lak op de einden gelegd, en:
— Daar Jan, daar heb je een kwartje extra, breng nu hel kistje nog eens bij van Gend en Loos, misschien slikken die het nu.
Ja , waarlijk , dit gelukte !
't Was intusschen laat geworden; er werd gebeld.
— Meneer, daar is de jongen of ze ook copie kunnen krijgen om morgen ochtend te zetten.
— Laat ze naar den drommel loopen met der copie; neen, ik heb geen letter!
Lang nog zat ik uit te wijden en te brommen over de ellendige communicatie-middelen, maar was intusschen maar blij, dat het kistje weg was, en ten slotte ging ik welge¬ moed ter ruste.
Derde tableau!
Pas toch op nimmer met uw verkeerde been uit bed te stappen, want dat geeft bepaald een ongelukkige dag!
VOOR DE WANDELING.
FAMILIE TAFEREEL IN EEN BEDRIJF.
Tooneel: Kamer van den heer Brandsen.
De heer Brandsen. (Met hoed, handschoenen en stok ge¬ wapend). — Ben je klaar lieve ?
Mevrouw Brandsen. (Uit haar hamer). — Kant en klaar, beste.
De heer B. — Ik wacht al.
Mevrouw B. — Ik kom al.
De heer B. (Gaat zitten — staat weer op — wandelt zevenmaal de kamer op en neer — kijkt in de zilverkast — leest de naam der firma in zijn hoed — wrijft die nut de mouw van zijn jas op — zwaait met zijn stok in 't rond alsof hij tegen windmolens vocht — fluit drie polka's en een aria uit de Norma — pookt den haard op — kijkt het venster uit — plaagt de kanarievogel — glijdt met zijne vingers over de toetsen der piano en jaagt met zijn stok de goudvisschen in hun flesch rond.) — Wat hebben die vrou¬ wen toch een tijd voor haar toilet noodig! (Roepend) Marie, vrouwlief, waar blijf je toch ?
Mevrouw B. (Uit de andere kamer). — Wat ben je toch ongeduldig! Wat heb je toch voor haast? Ik zeg immers dat ik klaar ben.
De heer B. — Nu , als ge dan klaar zijt, kom dan ook.
Mevrouw B. — Heb je je hoed al? De heer B. — Ja.
Mevrouw B. — En je handschoenen ? De heer B. — Ja wel. Mevrouw B. — En je stok? De heer B. — Och, wel zeker. Mevrouw B. — En heb je je jas wel afgeborsteld. De heer B. — Wel God bewaar me, ja! al een half uur geleden.
Mevrouw B. — Nu heb dan nog éen minuutje geduld; ik moet nog even mijn kraagje vaststeken.
De heer B. (werpt zich op de sop/m), 't Is waarachtig om dol van te worden! Niet om den tijd dien zij noodig heeft om zich klaar te maken, maar om den tijd dien zij noodig heeft als zij klaar is. Ik wil toch eens probeeren hoever ik nog wel kan tellen eer ze eigenlijk hierkomt. Een — twee — drie — (hij telt langzaam voort tot driehonderd zeven en tachtig.)
(Mevrouw Brandsen komt binnen.) Mevrouw B. — Maar manlief, ik dacht dat je klaar waart ? Hoe kom je er toe om op de sopha te gaan zitten ? De heer B. (springt op). — Hier sta ik! Maak nu om 's Hemels wil dat wij wegkomen.
Mevrouw B. — Maar heb dan toch een heel klein beetje geduld. Wat heb je toch een haast? Waar zijn de sleutels ?
De heer B. — Daar liggen ze op tafel, vlak voor je neus. Mevrouw B. — Hoe dom! (Zij steekt de sleutels op). Wat ben je toch ook een ongeduld. Zoo iets heb ik nooit van mijn leven meer bijgewoond. En zoo ben je altijd. Nu, komaan, als het u belieft, ik ben klaar, eigenzinnig heertje. (Zij gaat).
De heer B. — Goddank, eindelijk! Mevrouw B. — Wacht even — een oogenblikje! De veter van mijn laars is losgegaan.
De heer B. — Oh, oh, o—o—o—oh! Mevrouw B. — Wat scheelt je van middag toch met je ge-oh ? Is dat nu al de liefde die je voor je vrouw koestert? Wij zwakke schepsels moeten ons maar alles laten welge¬ vallen! Dulden, en altijd weer dulden, altijd en alles ver¬ dragen , dat is ons lot op aarde!
De heer B. — Laten we nu gaan lieve, waarlijk laat ons nu toch eindelijk gaan.
Mevrouw B. — Ik zou wel eens willen weten wat u terug¬ houdt ; wij hadden al weg kunnen zijn. Sluit de zilverkast af en kom dan mee.
De heer B. — Ziedaar de sleutel en ga nu werke- 1 ij k mee.
Mevrouw B. — Ja ik kom al — maar daar had ik bijna iets vergeten — ik moet even in den spiegel zien of alles goed zit.
De heer B. — Hale de duivel den spiegel! Mevrouw B. — Maar man, wil je me met je leelijke woor¬ den het hart breken? Kijk nu, daar is mijn kraag losgegaan en geheel verschoven! Toe lieve Brandsen wil je even een speld op mijn kamer halen r
(De heer Brandsen gaat al steunende naar de kamer zijner vrouw.)
Mevrouw B. — O, die mannen! Wat ongeduldige wezens! (De heer Brandsen komt met een speld terug.) Mevrouw B. — Zie/.oo, manlief, dank je wel, steek nu mijn kraagje even aan mijn mantille vast — ge weet wel — van binnen.
De heer B. — Zijt ge dan stellig gereed ?
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer