Archieven

 

Uw zoekacties: Humoristisch Weekblad, 1875-01-02; p. 3

Humoristisch Weekblad

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Humoristisch Weekblad, 1875-01-02; p. 3
Naam tijdschrift:
Humoristisch Weekblad
Pagina:
3
Datum:
1875-01-02
Jaargang:
1875
Is onderdeel van:
HUMORISTISCH WEEKBLAD.
— Je bent ook niet bijzonder beleefd.
— Zóo, als je dat vindt, dan moest je je liever niet meer met me bemoeien. Bonjour.
— Loop naar je grootje!
'k Heb een grooten hekel aan standjes, vooral met men- schen wier goede eigenschappen waardeering verdienen, en vandaar dat het berouw mij al spoedig begon te kwellen wat natuurlijk mijne stemming niet verbeterde. Ik kwam dus alweer niet bijzonder goed gemutst te huis, doch de kinderen waren zoo lief en aardig , de vrouw had veel te vertellen er waren prettige brieven van huis gekomen, mijn jongste keek me voor 't eerst met een lachje aan, en recht in mijn schik ging ik aan tafel met het vooruitzicht aan zuurkool met aardappelen en spek mij eens recht te goed te doen.
't Eten kwam op; de zuurkool was aangebrand! Ik pleeg altijd te beweren, dat het aan zuurkool volstrekt niet hin¬ dert als ze een beetje is aangebrand; het was nu ook niet erg, maar ik vond het onuitstaanbaar. Dat ongelukkige verkeerde been !
— 't Is ook een lam werk ; altijd is het eten aangebrand als er iets is waar ik veel van houd. De meid moet maar weg, je moet haar den dienst maar opzeggen; ze laat alles aanbranden.
— Maar, man, hoe kan je het zeggen; dit is net van de week het eerst, dat ze iets laat aanbranden en ze heeft het nog al druk gehad.
— Och, wat, gisteren waren de appelen ook aangebrand, maar ik heb maar niets gezegd; 't helpt toch niet en jij schijnt het niet te merken.
Het maal werd zwijgend voortgezet, hinderen schijnen altijd te begrijpen wanneer de barometer bij de ouders op buiig staat en ze houden zich dan gewoonlijk maar stil ; dat kleine goed is zoo slim en het mijne was dien middag zoo zoet als maar kon. Doch het ongeluk vervolgde me, of liever ik vervolgde het ongeluk ; ik zag in alles een ramp, een overtreding of een gebrek. A?n het einde van het diner moest ik een lepel gebruiken en ontdekte daaraan ecnige overblijfselen van krijt met olie!
— Kijk nu zoo'n lepel eens ; die meid is zoo smeerig als ze groot is; je kunt haar immers niet houden?
— Zoo praat je, nou je niet in je humeur bent, maar wie heeft er het meest op aangedrongen om haar niet te laten gaan? Je woudt haar immers met geweld houden, om¬ dat ze goed is voor de kinderen.
— Dat kan wel gebeuren, maar zóo kan het niet langer; 't zou alles vervuilen. Jij schijnt dat niet zoo te zien, maar 't is eigenlijk altijd een smeerboel in huis ; bij anderen is het nog eens netjes, maar hier niet ; als de meid dat niet ziet dan moest jij 't haar zeggen.
Aan dergelijke onaangename opmerkingen is mijn vrouw niet gewoon, de waterlanders kwamen.
Tweede tableau!
Nog veel meer uit mijn humeur dan des morgens liep ik uit. 'k Had erg het land en ik was boos op mij zelven, omdat ik om zulke nesterijen mij zoo dwaas aanstelde. Wat was ik kleingeestig en onbillijk geweest! Maar alles liep me ook tegen en een niensch kan toch niet altijd even kalm en bedaard blijven ! Zóo philosofeerende had ik de stad rond geloopen, een paar commissies afgedaan en liep tegen theetijd de huiselijke haven weer binnen.
— Papa! Wim! krijg 'k een zoentje! riep de oudste.
— Zeker, mijn dikkert !
Moemoe kreeg ook een hartelijken zoen; 'twas tegen den avond helder weer geworden.
— Zeg, man, denk je om het mandje in te pakken voor moe's verjaardag.
— Te drommel ja. Goed dat je 't me herinnert.
Dat bracht me geheel in mijn humeur. Ik houd van familie¬ feesten , van huiselijke gedenkdagen. Het leven is toch al zoo koud en praktisch; zulke huiselijke feestdagen geven wat gloed en poëzie ; men sluit zich dan nog inniger aan elk¬ ander aan, men gevoelt nog beter, dan in den gewonen stroom van het dagelijksche leven, hoe lief men elkander heeft. Ik vind dat volstrekt niet ziekelijk, zooals sommige bijzonder praktische menschen, en het was mij daarom cen genot mijne hoogbejaarde moeder , die op een verafgelegen dorp woonde, eene verrassing te kunnen bereiden.
Dagen vooruit had ik reeds mijne maatregelen genomen, dat zij onze cadeautjes op den feestdag zelf zou ontvangen. Ik zou een mandje zenden aan een vriend, die in een stadje woonde, waar een station was, in de nabijheid der woon¬ plaats mijner ouders gelegen; die zou het mandje verder expedieeren. Hij zou het zelf brengen; dflt was dan een dubbele verrassing, en ik verheugde mij reeds bij de gedachte daaraan.
Spoedig een mandje opgezocht; de boel er ingepakt; een matje er opgenaaid en voor de stevigte nog cen touw er omheen geslagen. Zooals gewoonlijk, ligt ook in onze stad het station op een behoorlijke afstand: de meid zou daarom het mandje maar even aan het bureau van van Gend en Loos brengen.
Spoedig kwam ze weerom.
— Meneer, ze kunnen dat mandje niet aannemen ; het is niet dicht genoeg en niet sterk genoeg; ze zouden er uit kunnen stelen ; er moet een lak op liggen en beter zijn vastgemaakt.
— Zijn ze gek ! Wat willen ze dan f Er uit stelen ? Daar moeten zij voor zorgen. Loop gauw naar Jan, dan kan die 't naar 't station brengen. Daar zullen ze 't wel aannemen.
De gedienstige Jan kwam en rende met het mandje weg , maar kwam even hard teruggeloopen.
— Meneer, ze willen dat mandje niet aannemen; 't is niet sterk genoeg en niet dicht genoeg ; er zou uit gestolen kunnen worden ; 't moet een kistje wezen.
't Schijnt dan bij die staats-spoorwegen wel een dieventroep te zijn, als ze zoo bang voor stelen zijn. Wat een beroerde boel toch in ons land!
Ik werd bijna wanhopig ! Wat nu te doen ? Hoe ik ook zocht of niet zocht, ik kon geen kistje vinden en 't was te laat om er een te laten halen. Eindelijk ging mij een licht op : het kistje van mijn vrouw's naaimachine. Ik beloofde haar den volgenden dag een ander, en zij gaf het gaarne!
Bewonderenswaardig vlug werd alles verpakt; het kistje toegespijkerd; nog een touw er omgeslagen en weg vloog Jan weer naar 't station !
Kort daarna kwam hij terug. Hij bracht het kistje weer mede.
— Meneer, ze willen het kistje niet aannemen; 't is niet sterk genoeg en er zit een touw om met knoopen er in ; die zouden ze los kunnen maken, het kistje openen en het leeg stelen ï).
Ik stond als van den donder getroffen. Mijn vrouw begon er om te lachen, en eindelijk barste ik ook in een verach- telijken lach uit over zulke ellendige, kleingeestige instellingen als men in ons dierbaar Nederland nog heeft.
i) Dit alles is historisch en heeft plaats gevonden in een onzer groole provinciesteden in Januari 1875!
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer