Samen met de Raiffeisenbanken waren de Boerenleenbanken in ons land de voorlopers van de Rabobank. De beginletters van beide banken (Ra-Bo) zijn nog te herkennen in de naam van de tegenwoordige bank die nog altijd een coöperatief karakter heeft. Het stuk heeft duidelijk last van vochtschade gehad, maar het geheel is nog stevig. Het handschrift, afkomstig van F.J. Kooij die over de hele periode als secretaris optrad, is goed leesbaar. Het eerste verslag, van 28 mei 1915, is tevens de oprichtingsvergadering van de bank. Uit het verslag blijkt dat voorzitter jhr. R. Feith, tevens burgemeester, zelf het initiatief tot oprichting had genomen. Het verslag bevat ook het huishoudelijke reglement. De periode waarover het register loopt, komt overeen met de jaren van de Eerste Wereldoorlog en de inleiding tot de Beurscrash van 1929. Maar het verging de bank voorspoedig. In 1916 is f. 6.306,90 aan spaargeld ingelegd, op 1 januari 1923 was dit al bijna vertienvoudigd tot f. 62.041,24. Het algemene bestuur vergaderde 'ten huize van R.J. Overeen' te Ophemert' die blijkbaar ook caféhouder was, want de notulen in 1925-1926 omschrijven de vergaderlocatie als 'in café R.J. Overeem te Ophemert'. Misschien werd het tienjarige bestaan gevierd. Bij de notulen van 27 november 1925 is een gedrukte katern met nieuwe statuten opgenomen, aan het register bevestigd via een draad en een lakzegel. De statutenwijziging was gebaseerd op de concept-statuten voor de coöperatieve boerenleenbanken, aangesloten bij de Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank. Daarmee kondigde zich de komst van de tegenwoordige Rabobank al aan.