Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het Elisabeth Weeshuis te Culemborg, 1560 - 1952

1499 Archief van het Elisabeth Weeshuis te Culemborg, 1560 - 1952

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De geschiedenis van het Elisabeth Weeshuis
Stichting
Financiën
Het bestuur
Interne leiding
Kinderen
1499 Archief van het Elisabeth Weeshuis te Culemborg, 1560 - 1952
Inleiding
De geschiedenis van het Elisabeth Weeshuis
Kinderen
In de vier eeuwen van het actieve bestaan van het weeshuis zijn er in totaal rond de zeshonderd kinderen in het weeshuis opgegroeid. Om voor opname in aanmerking te komen, moesten de betrokkenen aan een aantal eisen voldoen. Ze moesten geboren zijn in Culemborg uit burgerouders. Wezen uit de stad hadden voorrang boven die uit de rest van het graafschap. Hun beide ouders moesten overleden zijn. Ze dienden in goede gezondheid te verkeren. Meisjes moesten tussen de zes en dertien jaar zijn, jongens tussen de zeven en elf. Per gezin waren niet meer dan twee kinderen welkom. De kinderen mochten volgens het reglement tot hun zestiende blijven, maar in de praktijk werd een ander model gehanteerd. Wanneer ze in staat waren zelf hun brood te verdienen werden ze ontslagen, meestal tussen hun achttiende en twintigste jaar.
Al werd regelmatig de hand gelicht met de toelatingscriteria, een volledige bezetting heeft het weeshuis maar zelden gehaald. Het Culemborgse weeshuis is waarschijnlijk met overcapaciteit opgezet. Alleen in periodes dat ook halfwezen welkom waren, en meer dan twee kinderen uit één gezin, wilde de bezetting nog wel boven de vijfentwintig uit komen. Dat is geweest in het begin van de zeventiende eeuw, tussen 1720 en 1755, en tussen 1894 en 1931. Eind achttiende eeuw verbleven er niet meer dan zes kinderen in het huis.
Tijdens de gereformeerde periode maakten de Culemborgse katholieken in beginsel geen gebruik van het weeshuis, omdat hun kinderen dan in de gereformeerde leer zouden worden opgevoed. Na de Bataafse revolutie van 1795, die de ondergang van de Republiek betekent, veranderde dat. Onder druk van de tijdsomstandigheden en indachtig de nieuwverworven vrijheid van godsdienst boden de protectoren katholieke kinderen in 1800 de ruimte om binnen het huis in hun eigen godsdienst te worden opgevoed. De katholieke kinderen vormden er na hun opname direct een meerderheid, met tien om zes protestanten.
In de negentiende eeuw veranderde het karakter van de opvoeding in huis, onder invloed van de opmars van de pedagogiek. Lag de nadruk eerst vooral op verzorging, nu ging men verhevener idealen koesteren. Doel werd om de kinderen op te voeden tot fatsoenlijke burgers. Dat had paradoxale gevolgen. Enerzijds werd het regime in huis zachtzinniger. Lijfstraffen maakten plaats voor vermaning en huisarrest. De aandacht voor de fysieke en mentale ontwikkeling van de kinderen nam toe. De hygiëne verbeterde. De grens met de buitenwereld werd minder scherp getrokken: de kinderen mochten met excursies. En midden negentiende eeuw werd de weeshuisschool gesloten, waarna de kinderen voortaan naar de openbare school gingen.
Anderzijds werd het regime strikter. Met de opmars van de pedagogische wetenschap leek een alsmaar groeiend aantal kinderen rijp voor heropvoeding. In de negentiende eeuw zagen tal van nieuwe opvoedingsgestichten het licht die zich gingen richten op 'verwaarloosde' kinderen, zoals de betrokkenen werden genoemd. Het gevolg was dat het denken over institutionele jeugdzorg gedomineerd raakte door kinderen met gedragsproblemen, wat zijn sporen naliet in de wezenzorg. Begin twintigste eeuw werd de discipline in het Culemborgse weeshuis stevig aangehaald en werden de kinderen kleiner gehouden dan ooit.
Bij de sluiting van het weeshuis, in 1952, was er nog maar één kind aan de zorgen van het huis toevertrouwd. Toenemende welvaart, betere hygiëne en betere voeding zorgden ervoor dat de gemiddelde leeftijd steeg, zodat minder kinderen op jonge leeftijd hun ouders hoefden te missen. En als dat toch gebeurde, stonden er steeds vaker familie of vrienden klaar om de zorg op zich te nemen. Toen deze tendens zich zelfs tijdens de economische crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog bleek door te zetten, was het lot van de institutionele wezenzorg in Nederland bezegeld.
Het archief van het Elisabeth Weeshuis
Dankwoord
Aanvulling
Voornaamste literatuur
Overzicht van weeshuisfunctionarissen
Protectoren
Secretarissen
Rentmeesters
Binnenvaders en -moeders

Kenmerken

Status toegang:
Definitieve toegang / toegang afgerond
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbekend
Omvang in meters:
21