Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het gemeentebestuur van Buren, 1818 - 1946

0693 Archief van het gemeentebestuur van Buren, 1818 - 1946

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
2. Context
2.2. Institutionele geschiedenis / Biografie
0693 Archief van het gemeentebestuur van Buren, 1818 - 1946
Inleiding
2. Context
2.2.
Institutionele geschiedenis / Biografie
Buren wordt voor het eerst genoemd in 772 en verkreeg in 1395 stadsrechten van Alard, heer van Buren en Beusichem. Het Kasteel van Buren, vermeld sinds 1298, speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van het stadje. Buren vormde oorspronkelijk samen met Asch en Erichem een heerlijkheid. Deze werd in de loop van de tijd uitgebeid met Beusichem, Zoelmond, Buurmalsen en Tricht. De heerlijkheid werd in 1498 door Keizer Maximiliaan verheven tot graafschap. Het graafschap Buren is tot de Franse tijd een afzonderlijk graafschap gebleven, dat niet tot Gelderland behoorde. Toen werd het opgeheven en bij de provincie Gelderland gevoegd.
Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk, in 1810, werd Nederland ingedeeld in departementen, arrondissementen, kantons en mairieën. Daarnaast kwam een scheiding tot stand tussen rechterlijke macht, waterstaatsbestuur en algemeen bestuur. In 1811 werden gemeenten met minder dan 5000 zielen ingedeeld: Buren vormde samen met Asch en Erichem de mairie Buren. Aan het hoofd van de Mairie stond de Maire (de burgemeester). De conseil municipal of gemeenteraad had als belangrijkste taak het controleren van de financiën.
Na het einde van de inlijving bij Frankrijk in 1813 werd de maire vervangen door een burgemeester. De municipale raden werden gemeenteraden en kregen meer bevoegdheden. De indeling in departementen, arrondissementen en kantons kwam te vervallen. Hiervoor in de plaats kwamen provincies. In 1817 werden Reglementen voor het bestuur van Steden en voor Gemeenten ten plattelande vastgesteld. Het platteland werd ingedeeld in hoofdschoutambten en schoutambten (gemeenten). Dit reglement trad in werking op 1 januari 1818. Het dagelijks bestuur van het schoutambt lag bij de schout (burgemeester) en twee assessoren (wethouders). In 1825 werd een nieuw plattelandsreglement vastgesteld. De termen schoutambt en hoofdschoutambt verdwenen. Voortaan sprak men van gemeenten en districten. De naam schout veranderde in burgemeester. Met de inwerkingtreding van de Gemeentewet in 1851 verviel het onderscheid tussen Steden en Gemeenten ten platteland. Alle gemeenten kregen vanaf toen eenzelfde organisatiestructuur.

Verloop van het inwonertal in de gemeente: in 1818 waren er 1545 inwoners. In 1841 waren dit er 1713. In 1931 waren er 1847 inwoners waarvan 1036 in Buren, 332 in Asch en 479 in Erichem.

De grootste groei van de bevolking vond na 1945 plaats .In 1960 was het inwonertal gegroeid naar 2300. Vanaf de jaren zeventig is de bevolkingsgroei nog groter geworden. Het leven in de gemeente werd voor een groot deel bepaald door de strijd tegen het water en de geïsoleerde ligging van de Betuwe. Landbouw vormde de voornaamste inkomstenbron. De veeteelt was belangrijk in het gebied. Naast varkens, schapen en runderen bloeide hier de paardenfokkerij sterk. De Beusichemse paardenmarkt was zeer bekend, maar ook in Buren werd veel vee verhandeld. De paardenfokkerij zorgt ook voor andere bedrijvigheid: voor verbouwers van klaver, smederijen en voor herbergiers en slagers tijdens de markten. De fruitteelt kwam vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw sterk op. Daarnaast speelde in de de gemeente de baksteenfabricage een rol van betekenis.

In de negentiende en twintigste eeuw werd het gebied geleidelijk aan steeds meer ontsloten. De zandwegen werden met grind verhard en later bestraat. De brug over de Linge, die in 1933 werd geopend, zorgde voor een verbeterde verbinding met Geldermalsen.

Tussen 1906 en 1918 reed de Stoomtram Tiel-Buren-Culemborg. De lijn heeft slechts kort stand kunnen houden, omdat de steenkoolprijs door de Eerste Wereldoorlog te hoog werd en op de lijn steeds minder passagiers vervoerd werden. De inwoners van Buren en Erichem werden tijdens de meidagen van 1940 geëvacueerd. De evacuees werden met paard en wagen naar Montfoort vervoerd en daar enige dagen opgevangen. Na de capitulatie van Nederland konden de bewoners weer terugkeren.

De gemeente heeft in de laatste oorlogsjaren onderdak geboden aan evacuees uit diverse plaatsen. In 1943 en tot september 1944 kwamen vooral evacuees binnen uit Den Haag, Noordwijk en Heiloo. Later in 1944 kwamen er vele evacuees binnen uit de Betuwe, hieronder veel mensen uit Tiel. In de negentiende eeuw is het kasteel van Buren in fasen gesloopt. Kenmerkende gebouwen in Buren zijn de St. Lambertuskerk, het Weeshuis, de Molen Prins van Oranje en het (voormalige) stadhuis, dat nu dienst doet als museum. Ook in Erichem staat een oude kerk, die oorspronkelijk was gewijd aan St. Joris. Asch hoorde oorspronkelijk kerkelijk onder Buren, maar werd na de reformatie zelfstandig. Het bestuur van de gemeente bestaat uit drie organen: de burgemeester, burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. De burgemeester (tot 1825 schout genoemd) werd aangesteld bij Koninklijk Besluit. Wethouders (tot 1825 assessoren genoemd) werden tot 1850 aangesteld door de Gouverneur. Vanaf de invoering van de Gemeentewet gebeurde dit door de Gemeenteraad. De leden van de raad werden gekozen door de stemgerechtigde kiezers.

Tot ca 1900 zijn de volgende functionarissen zijn in dienst geweest van de gemeente: secretaris, gemeente-ontvanger, gemeentebode, veldwachters, cipier (tot 1842), onderwijzers, heel- en vroedmeester, nachtwachten, portiers, onbezoldigd buitengewoon veldwachter.

Kenmerken

Status toegang:
Toegang met onbewerkte aanvulling
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
48,37