Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van Dorpspolder Tiel, 1885 - 1955

0473 Archief van Dorpspolder Tiel, 1885 - 1955

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis
0473 Archief van Dorpspolder Tiel, 1885 - 1955
1. Inleiding
1.1.
Geschiedenis
Het ontbreken van relevante stukken in het polderarchief zelf bemoeilijkt een beschrijving van de geschiedenis van het ontstaan en het functioneren van de Tielschen Polder.
Dankzij P.D. Keijmel weten we iets meer over de situatie rond 1808. * 
De dijkstoel was belast met het toezicht op de dijken en wegen binnen de jurisdictie. Dit college voerde de schouw over wegen en dijken en gaf aan op welke wijze herstellingen moesten worden uitgevoerd. Het college was samengesteld uit een dijkgraaf (tevens richter van de stad Tiel en Zandwijk) en zeven heemraden (tevens schepenen), bijgestaan door twee dijkschrijvers (tevens stadssecretarissen).
Zowel de Tielsche als de Zandwijkse polders bezaten een college genaamd Gecommitteerdens, die jaarlijks door de geërfden werden benoemd. Bij de Tielschen Polder zat echter steeds naast een kerkmeester, een lid van de Tielse magistratuur(als voorzitter) in dit college.
Bij beide polders zaten bovendien namens het gasthuis en het weeshuis vertegenwoordigers (van elk één) in het college. Deze gecommitteerdens waren belast met de administratie van het gemeenschappelijke geërfdenbezit en het onderhoud aan de gemeenschappelijke wegen. Dit laatste weer met inachtneming van de bepalingen door eerdergenoemde dijkstoel vast te stellen.
Het onderhoud van de Waaldijk had grote financiële gevolgen voor de polder. Doordat het onderhoud van de schaardijk grote kosten met zich meebracht en de polder van geringe omvang was, werden de hierin liggende landerijen jaarlijks zeer zwaar belast. Als gevolg hiervan waren dezelfde landerijen van weinig tot geen waarde.
Van der Aa vermeldde in 1848 dat de Tielsche Polder, ook wel genaamd het Tielsche veld, via de Tielsche sluis op de Linge afwaterde. * 
De grenzen van de polder waren:
- in het noorden de polder Drumpt,
- in het oosten de Doode-Linge, Tiel en de Waal,
- in het zuidoosten de Engh,
- in het zuiden het Hoogewegsche-blok en
- in het westen de Maas.
Samen met de Zandwijksche polder maakte de Tielsche polder deel uit van het zogenaamde Tiels-Territoir. Dit waren alle gronden buiten de Tielse stadspoorten gelegen met een totale grootte van ruim 1107 hectaren. Blijkens een opgave uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw besloeg de Tielsche polder een grootte van ruim 213 hectaren.
In 1820 werd een commissie ingesteld met de opdracht de bestaande dijkrechten en polderreglementen aan de actualiteit te toetsen en daar waar nodig met voorstellen tot wijziging te komen. In plaats hiervan werd een geheel nieuw reglement ontworpen, dat in juli 1821 naar buiten werd gebracht, Het ontwerp leverde echter van verscheidene zijden bezwaren op. Vier jaar later aanvaardden Provinciale Staten van Gelderland een aangepast ontwerpreglement, om dit in 1831 vast te stellen. De polder Tiel werd vanaf toen Tielschen Polder genoemd. Doordat in 1835 de dijkwet van 1810 niet langer van kracht was, was men genoodzaakt het vier jaar oude reglement opnieuw aan te passen. In de aanloop naar het rivierpolderreglement van 1838 werd voorgesteld de Tielschen Polder weer te vervangen door het (oude) polderdistrict 2e klasse Tiel en Zandwijk. Uiteindelijk werd toch anders besloten. Uitgezonderd het deel dat als Tielsche polder 3e klasse werd ingesteld, werd de polder Tiel en Zandwijk toegevoegd aan de Nederbetuwe.
Gedeputeerde Staten van Gelderland nam op 15 december 1837 het besluit dat de administraties van de Tielse en Zandwijkse polders moest worden gescheiden. De nieuwe Tielschen Polder werd bij het polderdistrict Tielerwaard ingedeeld, maar echter niet met open armen ontvangen. Het dijkvak behorende tot deze polder was en in slechte staat en behoefde nieuwe, aanvullende waterwerken, met andere woorden grote uitgaven. Dit is overigens min of meer een bevestiging van de situatie geschetst in 1808. Het college van de Tielerwaard was van mening dat de polder beter bij de Nederbetuwe gevoegd kon worden. Een voorstel uit 1842 om de stad Tiel in de onderhoudskosten te doen bijdragen stuitte op grote bezwaren van Tielse zijde. Vanuit Tiel stelde men dat, weliswaar tegen hoge kosten, de dijk en waterwerken wel altijd goed onderhouden waren en dat de dijk in 1841 nog in goede staat verkeerde. * 
1.2. Opheffing
1.3. Verantwoording inventarisatie
3. Inleiding op de aanvulling op het archief

Kenmerken

Datering:
1885 - 1955
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
0,50