0451 Archief van de dorpspolder Gellicum, 1852 - 1956
0451
Archief van de dorpspolder Gellicum, 1852 - 1956
Inleiding
1.2. Opheffing
1.2.1. Het ontwerplan tot opheffing
0451 Archief van de dorpspolder Gellicum, 1852 - 1956
Inleiding
1.2. Opheffing
1.2.1.
Het ontwerplan tot opheffing
laatste wijziging 11-03-2013
In 1953 werd het plan van Gedeputeerde Staten om de dorpspolders op te heffen ter visie gelegd. Gedeputeerde Staten was van mening dat de op dat moment bestaande waterstaatkundige toestand veel te wensen overliet.
Met name de administratieve indeling van de Tielerwaard in, naast het overkoepelende orgaan het polderdistrict Tielerwaard, in 23 dorpspolders, het waterschap van de Linge en de drie interprovinciale polders Asperen, Heukelum en Spijk was hier debet aan.
Het polderdistrict was hoofdzakelijk belast met de zorg voor de rivierbandijken en het toezicht op de dorpspolders. Deze dorpspolders-evenals de drie bovengenoemde interprovinciale polders-waren belast met de zorg voor de secundaire waterkeringen en wegen en de wateraf- en aanvoer binnen hun grondgebied. In het ontwerpplan werden een aantal knelpunten opgesomd.
a. Het bemalen van verschillende gebieden van laag over hoog. Als gevolg van de in de hoger gelegen gebieden vereiste waterstanden, veroorzaakte deze wijze van bemaling te hoge waterstanden in de lager gelegen gebieden.
b. Een onvoldoende capaciteit van het watergangenstelsel, mede veroorzaakt door het probleem onder a.
c. Een gebrekkige watervoorziening, met als gevolg in droge tijden watergebrek in de hoger gelegen gronden.
d. Een ernstig vervallen waterleidingenstelsel. Dit was een gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
a. Het bemalen van verschillende gebieden van laag over hoog. Als gevolg van de in de hoger gelegen gebieden vereiste waterstanden, veroorzaakte deze wijze van bemaling te hoge waterstanden in de lager gelegen gebieden.
b. Een onvoldoende capaciteit van het watergangenstelsel, mede veroorzaakt door het probleem onder a.
c. Een gebrekkige watervoorziening, met als gevolg in droge tijden watergebrek in de hoger gelegen gronden.
d. Een ernstig vervallen waterleidingenstelsel. Dit was een gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
Gedeputeerde Staten vroeg zich hierbij af of de dorpspolders wel de aangewezen organen waren voor de behartigiging van deze belangen. Een centrale organisatie -het polderdistrict Tielerwaard-was in haar ogen de oplossing. Dat '...het verdwijnen van zelfwetgeven en -besturen in nog steeds levende gemeenschappen, welke wortelen in een overoud verleden, een verliespunt...' was, erkende Gedeputeerde Staten, alleen dit nadeel was niet opgewassen tegen de vele voordelen die de opheffing van de dorpspolders bood.
Op 21 april werd te Geldermalsen voor de poldermeesters en de secretarissen van de dorpspolders in de Tielerwaard een vergadering gehouden, waarbij de reorganisatie ter sprake kwam.
In de voorjaarszitting van Gedeputeerde Staten(1e buitengewone zitting) kwam de reorganisatie van het zuidelijke Lingegebied ter tafel. Ook de bezwaarschriften van de diverse dorpspolders-al dan niet gezamenlijk(het contact-orgaan van de samenwerkende dorpspolders in het polderdistrict Tielerwaard)-ingediend werden besproken.
Gedeputeerde Staten was van mening dat de toestand in de polder Gellicum relatief goed was, zij het dat het waterpeil te hoog was. De bouw van een gemaal aan de Laar zou hierin verbetering moeten brengen; het bestaande gemaal Rumpt-Gellicum moest dan worden opgeheven.
Door de dorpspolder Gellicum werd bezwaar gemaakt tegen de opheffing. Naast inhoudelijk commentaar op het ontwerp-Statenbesluit werd door zowel de polderraad als tientallen ingelanden tegen de opheffing geageerd.
De ingelanden spraken van een onverantwoorde kapitaalsvernietiging wanneer de bestaande bemalingsinstallaties en watergangenstelsel door nieuwe vervangen werden, gepaard gaande met lastenverhogingen.
De polderraad ging uitvoeriger op de voors en tegens in. Het watergangenen wegenstelsel in de dorpspolder bevond zich in zeer goede staat van onderhoud. De uitmaling van het polderwater gebeurde in samenwerking met de polder Rumpt, dit met goede resultaten, zonodig kon door de ligging van de polder te alle tijden zonder de noodzaak tot bemaling water worden ingelaten, iets wat ook voor de polder Rumpt gold. Men zag niet in hoe deze bemaling verbeterd kon worden. De polderraad zette zich dan ook af tegen het polderdistrict Tielerwaard. Dit centrale lichaam, oorspronkelijk een dijkscollege, had '...zich meer en meer [verzekerd] van de controle over de polderbesturen...en thans, als klap op de vuurpeil, deze geheel wenst[e] te liquideren...'. Het polderdistrict had ook niet die binding met de achterban-de ingelanden-dat een 'plaatselijk' polderbestuur had. Men sprak de vrees uit dat de vruchtbare samenwerking van velen verdrongen werd door de 'dwingelandij van enkelingen'.
De beheerskosten waren minimaal en het toezicht, uitgeoefend door drie poldermeesters en vier hoofdingelanden, uiterst effectief. Vervanging door een centraal orgaan was dus af te raden, daar het niet mogelijk zou zijn dezelfde mate van toezicht te houden, afgezien van de te verwachten lastenverhogingen. Bovendien kon een dergelijk orgaan '...veelal door onbekendheid...' niet met individuele belangen rekening houden. Erger nog, het centrale orgaan was slechts verantwoording verschuldigd bij een wanbeheer door het gemis van de '...voortreffelijke stimulans van het eigen belang...'. De daadkracht van lokale polderbestuurders had in de meidagen van 1945 de dorpspolders Gellicum en Rumpt van inundatie gevrijwaard. Toen de poldergrenzen(kleine dijkjes) waren doorgegraven door de Duitse troepen om zo het westelijke Lingegebied onder water te zetten, wisten Gellicumse ingelanden de kade van beide dorpspolders te dichten. Pogingen om zich in contact te stellen met het bestuur van het polderdistrict Tielerwaard waren mislukt. In geval van herhaling van dergelijke omstandigheden vroeg de polderraad zich af, wie nam dan in de dorpspolder het initiatief tot maatregelen? 'Zeker niet het in Tiel zetelende districtsbestuur.' Een eventueel samenvoegen met de dorpspolder Rumpt werd niet bij voorbaat afgewezen.
Het mocht allemaal niet baten; bij Koninklijk Besluit van 24 juni 1954 nr.23 werd de opheffing met ingang van 1 september goedgekeurd.
Op verzoek van de Dijkstoel van de Tielerwaard bleven de poldermeesters, de secretaris, de ontvanger en de overige ambtenaren aan, totdat eervol ontslag was verleend. Met ingang van 1 juli 1956 werd dit eervol ontslag verleend.
De namen van de laatste bestuurders en secretaris/ontvanger zijn :
laatste wijziging 23-12-2020
435 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 23-12-2020
435 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1852 - 1956
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
3,75
Opmerkingen:
Verklaring van overbrenging in toegang 0040, dossiernummer 424 'stukken betreffende dienstverlening aan het Waterschap 2003-2007'
Toegangstitel:
R.H.C. v. Maanen, Concept-inventaris van het archief van de dorpspolder Gellicum, 1852-1956
Categorie:
laatste wijziging 23-12-2020
435 beschreven archiefstukken