Archieven

 

De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 23
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
23
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK .
7
De tribune , tien of twaalf voet hoog , staat dicht in de nabijheid van ' t quarré . Vlak voor ons , langs het geheele front , ziet men eene opening in de rij der piekendragers . Deze wordt ingenomen door de jongere prinsen en de zonen van den hoogsten adel van ' t keizerlijke hof . Het is hun persoonlijke taak zorg te dragen voor de veiligheid van hunnen gebieder en van zijne hooge gasten . In twee rijen geschaard zitten zij daar , la fine fleur de la chevalerie van het hof , aan de voeten des keizers , met hunne kostbare , dikwerf met edelgesteenten versierde lansen aan hunne zijde . De etiquette legt dit corps d'élite een volstrekt lijdelijke houding op . Zij staan niet op vau hunne tapijten , zoo-lang ( zoolang ) geen onmiddellijk gevaar dreigt ; maar dan ook zal geen hunner een oogenblik aarzelen om , als't zijn moet , zijn leven te wagen en op te offeren . Maar dit heeft niet zulk een grooten nood . Nog nooit heeft een tijger de majesteitschendende poging gewaagd om daar door de liniën te breken .
Nu verschijnt de rijksbestuurder , omringd door zijn regenten . In deemoedige houding , naar landsgebruik , treden zij nader en nemen plaats in ' t quarré op eenige passen afstand van de tribune ; geen hunner spreekt een enkel woord , geen hunner slaat zelfs de oogen op .
// Is alles , naar luid mijner bevelen , tot het gevecht gereed ?// spreekt de keizer .
nlnggih , Sinoehoen !» (// Om u te dienen , hoogheid !») antwoordt de rijksbestuurder .
// Zoo laat een begin maken !//
De rijksbestuurder buigt en treedt daarop met zijne regenten , met pieken gewapend , eveneens in het quarré .
Alle gamellangs laten daarop hunne muziek weerklinken , ' t Is echter geen wilde opwekkende muziek , maar een zacht Adagio , om zoo te zeggen de inleiding , terwijl alles in ' t rond naar de toonen luistert , tot het treffende schouwspel dat nu volgt .
Een elektrieke schok doortrilt als ' t ware de rijen der piekendragers . Onwillekeurig sluiten de gelederen zich dichter aaneen . Het lichaam richt zich strammer in de hoogte — de voet zoekt vasteren bodem , ' t Schijnt dat al len door een zekeT angstig voorgevoel worden bevangen . En niet geheel zonder reden ! Het volgende oogenblik brengt dezen of genen immers wellicht een vroegtijdigen , een bloedigen dood . Wel wordt kracht en moed gesterkt bij ' t zien van zoovele duizenden lansdragers , maar de vijand is geducht , het spel gevaarlijk !
De rijksbestuurder geeft een wenk . Langzaam worden de punten der pieken van ' t voorste quarré neergelaten . Een tweede wenk volgt . Nu treden er twee mannen uit het gelid . Aan hun uiterlijk zijn zij als hofbeambten te herkennen . De armen , het geheele bovenlijf ontbloot , het haar lang en golvend , het hoofd versierd met den koekoek , het platte witte hoedje van de hofliverei , in plaats van een wapen het korte mes aan de zijde . Lang-zaam ( Langzaam ) , behoedzaam , stap voor stap , op de maat van de gamellangs , nu den rechter dan weder den linkervoet oplichtend en nederzettend , naderen zij de voorste kooi en brengen den keizerlijken gebieder hun groet , door zich naast het hok neer te zetten , met voorover gebogen lichaam en de beide handen tegen het voorhoofd gedrukt . Nu staan zij op ; een van beiden klimt op het hok , trekt zijn mes en vat , nadat hij de touwen heeft doorgesneden , met beide handen de zware schuifdeur aan , licht haar langzaam op en laat haar dan weder tot twee malen toe neervallen . Het slaan van de valdeur op den harden houten grond weerklinkt dof in de sprakelooze stilte . Zij wisselen eenige woorden . De tweede der beide mannen slaat vuur . De brand wordt aangestoken . De kronkelende rookzuil aan het tegenovergestelde uiteinde van het hok verraadt , dat het dikke stroobedeksel in brand staat . Ten derden male bukt de man zich over het hok heen , vat de valdeur beet , trekt haar naar zich toe en slingert haar met een geweldigen zwaai ver van zich af in het worstelperk .
Zij hebben hun taak volbracht . Bedaard keeren beiden terug naar hunne zitplaatsen rechts en links van het hok , om op een wenk des keizers te wachten eer zij zich verwijderen . Geen spier beweegt , er is niet het minste
spoor van innerlijke of uiterlijke opgewondenheid aan hen te bespeuren . Aan twee bovenmenschelijke wezens gelijk , zitten zij daar , terwijl eenige voeten achter hen de kronkelende rookzuil opstijgt ; tusschen hen bevindt zich wel is waar een hok , maar de tijger die er in huist , is vrij , wordt door niets weerhouden . Men voelt zich de keel toegedrukt , men durft nauwelijks adem te halen . Het is een oogenblik van de hoogste spanning , een daad van ongehoorde stoutmoedigheid . Zelfs het hart der onwrikbare Javanen moet sneller kloppen . Geen geluid wordt vernomen , eene stilte als die van ' t graf heerscht in ' t rond , men kan een blad hooren vallen !
De keizer wenkt ; hij maakt eene lichte beweging met de hand . Met langzamen tred , zooals zij zijn gekomen , zonder zelfs eenmaal om te kijken , stappen de stout-moedige ( stoutmoedige ) gandeks naar het beschermende quarré heen . Alleen de steeds toenemende lengte der laatste op de maat afgelegde voetstappen verraadt dat ook in hen eene menschelijke ziel , menschelijke zwakheden , menschelijke aandoeningen huizen !
Intusschen staat het stroo in lichte laaie vlam . Door het vuur verdreven , aan den kop verschroeid , stort de tijger naar buiten , ' tis een trotsch , een prachtig dier . De slaafsche banden zijn verbroken , vrij staat hij daar , de fiere koning van ' t woud ! Een oogenblik slechts , een kort oogenblik en de heerlijke begoocheling is verdwenen . Nog staat hij naast het brandende hok . Met vlammende oogen overziet hij het gevaarlijke van zijn toestand ; maar wat maakt dat uit — zijn vijanden daar ginds zijn immers maar mensehen , en al tellen zij ook bij duizenden , hij kent geen vrees , geen gevaar . Wild slaat hij met zijn staart ; zijn oogen schieten vlammen ; met den trotschen kop opgeheven rent hij in woeste vaart op het quarré in . Nergens is een uitweg , nergens eene opening . LTlings keert hij terug , draaft naar den anderen kant heen , vreeseiijk brullend loopt hij langs de piekenrij heen . Reeds voor lang heeft het zachte adagio der gamellangs op-gehouden ( opgehouden ) , al sneller en sneller wordt het tempo , een oorverdoovend alles overstemmend fortissimo paart zich aan het gebrul van den tijger . De stoute sprong wordt gewaagd , moot gewaagd worden , hoog in de lucht ver-heft ( verheft ) zich het reusachtige lichaam . Door tallooze krachtige lansstooten doorboord , terug geslingerd , zinkt hij ineen , uit alle wonden stroomt het bloed . Een oogenblik slechts en het dappere dier staat weder op , gereed tot een tweeden sprong . Maar reeds is zijn kracht gebroken , de sprong is te laag . Doodelijk getroffen door de speren der voorste gelederen tuimelt hij achterover en sterft op het veld van eer .
Het halali der gamellangs is verstomd . Helder verheft zich de vlam aan het tweede hok en lekt met vurige tong aan het dorre hout . Lang reeds zijn de gandeks weder in ' t quarré getreden , nog altoos blijft't stil , nog altijd beweegt zich niets in ' t hok ; aan alle hoeken brandt en knapt het . Eindelijk komt er dan toch beweging . Maar , hij Allah , is dat een zinsbedrog ? Is dat een tijger , wat daar zoo langzaam komt aangekropen ? Neon , on-mogelijk ( onmogelijk ) . Waar is liet prachtige kleed met glanzige donkere strepen ? Geen ontstuimig losbreken , geen onversaagd uitdagen van den vijand . Als een ezel ligt hij daar naast het hok , grijs en zwart , al het haar verbrand , onver-schillig ( onverschillig ) voor ' t genot van zijn herkregen vrijheid . Bijna gestikt , half verzengd , had het ondier zich bedaard aan de vlammen prijs gegeven .
« Hij strekt de leden uit en legt zich neder .»
Of dit beeld den dichter bij ' t neerschrijven dezer woorden juist voor den geest heeft gezweefd , betwijfelen J wij zeer . — Daar , op eens , een tweede wonder ! De geheimzinnige bijenkorf begint te leven , komt aangerold en door eenige lanssteken onzacht geprikkeld , springt onze ezelachtige gezel op , holt als beschonken vooruit en rent letterlijk , tot algemeen gelach , op de gevelde lansen van het quarré in .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer