Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het Groote Bommelsche Gasthuis, 1549 - 1881

0926 Archieven van het gemeentebestuur van Kesteren, 1812 - 1937

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Toelichting
Deze inventaris bestaat uit drie deel toegangen die elk een afzonderlijke inleiding hebben.
Inventarissen
3. Archief van de gemeente Kesteren
3.1. Inleiding
3.1.1. Bestuur
0926 Archieven van het gemeentebestuur van Kesteren, 1812 - 1937
Inventarissen
3. Archief van de gemeente Kesteren
3.1. Inleiding
3.1.1.
Bestuur
De gemeente Kesteren is in 1818 ontstaan uit een samenvoeging van de gemeente Opheusden en het dorp Kesteren, dat voordien (1811-1817) deel uit maakte van de gemeente Lienden. Met ingang van 1822 werd aan de gemeente ook het grondgebied van de opgeheven gemeente Lede en Oudenwaard (zelfstandig in de jaren 1818-1821) toegevoegd. Voor 1818 behoorden Lede en Oudenwaard tot de gemeente Lienden.
De lokale bestuursinrichting in Nederland na het vertrek van de Fransen in 1813 was een provinciale aangelegenheid. De grondwet van 1815 bepaalde dat elke provincie afzonderlijk een reglement moest vaststellen voor het bestuur van de 'Steden' en de 'Gemeenten ten Platte Lande'. Op 11 februari 1817 werd bij Koninklijk Besluit het plattelandsregelement voor de provincie Gelderland vastgesteld. Het platteland werd opgedeeld in hoofdschoutambten en schoutambten (gemeenten). Het reglement trad met ingang van 1 januari 1818 in werking. Op genoemde datum ging de gemeente Kesteren van start, na een samenvoeging van de dorpen Kesteren en Opheusden tot één zelfstandig schoutambt in het hoofdschoutambt Neder-Betuwe.
Het dagelijks bestuur van het schoutambt werd opgedragen aan een schout (vgl. burgemeester), die assistentie kreeg van twee assessoren (vgl. wethouders). De schout zat de vergaderingen van de gemeenteraad en het dagelijks bestuur-college van schout en assessoren-voor. Hij zorgde voor de uitvoering van de door de gemeenteraad genomen besluiten en was belast met de handhaving van de verordeningen en keuren. Hij was de belangrijkste dorpsbestuurder. De gemeenteraad stelde de plaatselijke verordeningen op en controleerde de gemeentefinanciën. De vergaderingen voor de vaststelling van de gemeentebegroting en de jaarrekening waren ook in het plattelandsreglement verplicht gesteld. De eigengeërfden (diegene die grond bezaten binnen het schoutambt) hadden nog enig invloed op de dorpsadministratie. Bij de vaststelling van de gemeenterekening moesten evenveel raadsleden als geërfden aanwezig zijn. De plattelandsbewoners hadden in tegenstellingen tot de stedelingen geen kiesrecht. De dorpsbestuurders werden door de provincie benoemd.
Het plattelandsreglement van 1817 bleef tot 1826 van kracht. Een nieuw reglement voor Gelderland werd op 23 juli 1825 bij Koninklijk Besluit vastgesteld. De termen schoutambt en hoofdschoutambt verdwenen. Voortaan sprak men van gemeenten en districten. Ook de benaming schout kwam te vervallen en werd vervangen door burgemeester. Deze werd door de koning benoemd. De assessoren ontvingen hun benoeming van de gouverneur van Gelderland en de raadsleden van Provinciale Staten. Ten gevolge van het nieuwe reglement werd de gemeenteraad uitgebreid van vijf naar zeven leden. De benoemingen waren ieder voor zes jaar. Iedere twee jaar trad echter een derdedeel van de gemeenteraad af maar was weer terstond verkiesbaar. Dit gold ook voor de burgemeester en de assessoren omdat zij namelijk deel uitmaakten van de gemeenteraad.
Een nieuwe grondwet in 1848 had ook voor het lokale bestuur de nodige consequenties die in de gemeentewet van 1851 tot uiting kwamen. De gemeentewet van 1851 bracht grote veranderingen in het plaatselijke bestuur in Nederland. Het onderscheid tussen 'Steden' en 'Gemeenten ten Platte Lande' werd afgeschaft. De provinciale verschillen verdwenen. Alle gemeenten kregen een zelfde organisatiestructuur. Was voorheen de schout/burgemeester de belangrijkste dorpsfunctionaris, met de gemeentewet werd de gemeenteraad het belangrijkste bestuursorgaan. In gemeenten met minder dan 3000 inwoners, waaronder Kesteren, zou de raad uit zeven personen bestaan. De wethouders (voorheen assessoren genoemd) maakten deel uit van de raad. De burgemeester kon deel uit maken van de gemeenteraad. De gemeentewet is na 1851 verschillende malen aangepast. De essentie van de wet bleef ongewijzigd. Door een toename van de bevolking nam het aantal raadsleden toe. Vanaf 1919 werden de raadsleden bij algemeen kiesrecht voor mannen gekozen, na 1921 voor mannen en vrouwen.

Kenmerken

Status toegang:
Definitieve toegang / toegang afgerond
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
43