Op de in april en mei 1580 gehouden Landdag besloten de Staten van Gelderland, paal en perk te stellen aan de verduistering enz. van de geestelijke goederen. Uitvloeisel van dit besluit was het plakkaat van 31 mei 1580 "aengaende de administratie van geestelijke goederen"(Groot Geldersch Placaet-Boek I, kol. 754-757), waarbij de oprichting van een bijzondere Rekenkamer werd bevolen, waaraan de administratie van die goederen in de hele provincie was opgedragen. Kort daarna is deze Rekenkamer weer opgeheven, zonder ooit in werking te zijn getreden, en heeft het Hof de zorg van de goederen op zich genomen. In het Kwartier van Nijmegen kwam de zorg aan de steden, of aan de besturen van de ambten. Onder het beheer van de magistraat van Tiel kwamen de goederen en inkomsten van de binnen de stad gelegen vrouwenkloosters van St. Agnieten en St. Cecilia, die van het onder Zandwijk gelegen dominicanessenklooster Westroyen en van het college van vicarissen van de St. Maartenskerk, de z.g. "Presentatieheren".